31 839 Jeugdzorg

Nr. 217 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2012

De transitie van de jeugdzorg is een complex proces, waarbij vele partijen betrokken zijn: meerdere departementen, alle provincies, alle gemeenten, zorgverzekeraars, aanbieders van jeugdzorg, aanbieders van GGZ- en LVB-zorg, bureaus jeugdzorg, cliënten, professionals. In de brief van 27 april heb ik reeds een aantal nadere keuzes gemaakt (Kamerstuk 31 839, nr. 200). In deze fase van het transitieproces moeten er nog verschillende besluiten genomen worden en is dus voor de betrokken partijen nog niet alles uitgekristalliseerd. Instellingen, professionals en cliënten hebben dus nog geen definitief beeld van wat de transitie concreet voor hen betekent, die onzekerheid is een negatieve factor voor het draagvlak van de hele operatie. Tegelijkertijd beseft iedereen dat risico’s en een bepaalde mate van onzekerheid onlosmakelijk deel uitmaken van een transitie- en veranderproces.

In dit kader is er door een ambtelijke werkgroep vanuit VNG, IPO en Rijk en met betrokkenheid van alle relevante partijen een eerste inventarisatie verricht juist naar de risico’s en mogelijke beheersmaatregelen in de transitiefase (dit is de periode vanaf nu tot de eerste jaren na de transitiedatum op 1 januari 2015). Bijgaand rapport is begin april door deze werkgroep opgeleverd en aangeboden aan het bestuurlijk overleg van VNG, IPO en Rijk1). In dit bestuurlijk overleg is dit rapport, als tussenproduct, besproken. Hoewel het rapport slechts een inventarisatie is en slechts een aanzet tot te formuleren beheersmaatregelen bevat wil ik u dit rapport nu aanbieden, om daarmee communicatie voor alle betrokkenen zo helder mogelijk te houden en zo breed mogelijk dit aspect de ruimte geven.

Vooropgesteld moet zijn dat dit rapport een inventarisatie van de risico’s bevat die door alle betrokken partijen zijn genoemd. Dit houdt in dat deze risico’s nogal verschillen in aard en omvang en nog niet zijn onderzocht op kans, impact en realiteitszin. Deze brede inventarisatie is vervolgens ingekaderd en heeft geleid tot vervolgonderzoeken naar:

  • 1. de beantwoording van juridische vraagstukken transitie nieuw stelsel jeugd, het gaat dan vooral over de afbouw van (subsidie)verplichtingen door de huidige financiers;

  • 2. de feiten en cijfers van verschillende jeugdzorgsectoren, het gaat dan vooral om de langlopende verplichtingen van instellingen inzake personeel, kapitaal en cliënten;

  • 3. mogelijke aannames om de in het rapport benoemde scenario’s door te kunnen rekenen en de berekening zelf.

Ambtelijk worden deze onderzoeken verder uitgewerkt en voorgelegd aan het bestuurlijk overleg VNG, IPO en Rijk.

De genoemde onderzoeken leveren naar verwachting eind 2012 meer inzicht op in de mogelijkheden om frictiekosten te beperken. Ook kan dan een onderbouwd besluit worden genomen over de te nemen beheersmaatregelen. In het voorstel voor de nieuwe Wet Jeugdhulp wordt opgenomen dat de zorg voor de zittende cliënt gedurende het eerste jaar na de transitiedatum gegarandeerd is. Afhankelijk van de uitkomsten van de onderzoeken kan eventueel deze maatregel nog worden gewijzigd als het financiële risico voor gemeenten met de huidige formulering te groot blijkt of kan worden overwogen om maatregelen toe te voegen die instellingen en hun medewerkers van meer zekerheden voorzien.

Tot slot is belangrijk dat nu al, gedurende de transitieperiode, gemeenten en de bestaande financiers (provincies, zorgverzekeraars, zorgkantoren en Rijk) afspraken kunnen maken om zich voor te bereiden op de transitie per 2015. Hiermee kunnen risico’s tijdens de transitiefase in belangrijke mate worden verminderd. Het gaat hierbij dan om het scheppen van zoveel mogelijk duidelijkheid.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven