31 839 Jeugdzorg

Nr. 199 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, de Meerjarenvisie 2012–2015 en het Jaarbericht 2011 van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) aan.1

Meerjarenvisie 2012–2015

De Inspectie Jeugdzorg ziet toe op de kwaliteit van onze jeugdzorg zodat de kinderen die ondersteuning en hulp nodig hebben, veilig en gezond kunnen opgroeien. Dit blijft een belangrijke taak van de inspectie, ook tijdens de transitie naar een nieuw stelsel voor de zorg voor jeugd. Tijdens deze transitiefase zal de inspectie er op toezien dat de aandacht voor veiligheid en kwaliteit niet verslapt.

De Meerjarenvisie 2012–2015 geeft een beschrijving van de wijze waarop de inspectie haar toezicht in de komende jaren vormgeeft en welke resultaten zij wil bereiken met haar toezicht. Kernwoorden hierbij zijn: effectiever en selectiever toezicht en meer risicogestuurd. Deze uitgangspunten sluiten goed aan op de huidige ontwikkelingen in de jeugdzorg. Zo wordt met professionalisering beoogd de beroepsbeoefenaren beter toe te rusten en zelfstandiger te laten werken, met minder administratieve lasten.

Jaarbericht 2011

Zoals te doen gebruikelijk, stelt de IJZ elk jaar een verslag op van de bevindingen van haar toezichtsonderzoeken. De inspectie spreekt van een Jaarbericht omdat zij niet alleen verslag doet van haar werkzaamheden, maar ook bericht over ontwikkelingen in de jeugdzorg. Dit jaar besteedt zij kort aandacht aan de stelselwijziging en professionalisering. De aandacht voor professionalisering juich ik toe. Ik zie professionalisering als één van de instrumenten om de kwaliteit van de beroepsbeoefenaren en daarmee van de jeugdzorg te verhogen.

De IJZ is eveneens nauw betrokken bij de ontwikkelingen rond de stelselwijziging. Ik hecht hier veel waarde aan omdat de IJZ met haar kennis en expertise over de jeugdzorg een belangrijke bijdrage levert aan de vormgeving van het (toezicht in het) nieuwe stelsel. Tijdens de transitiefase zal, zoals hierboven vermeld, de IJZ nadrukkelijk aandacht blijven houden en vragen voor veiligheid en kwaliteit.

Toezichtsonderzoeken 2011

In 2011 heeft de IJZ onder andere onderzoek uitgevoerd naar de pleegzorg, de JeugdzorgPlus, Caribisch Nederland en particulier- en buitenlands zorgaanbod. De rapporten van deze toezichtsonderzoeken hebben mijn collega bewindslieden en ik uw Kamer, voorzien van een beleidsreactie, afgelopen jaar en begin van dit jaar doen toekomen. Het rapport over alleenstaande minderjarige vreemdelingen zal de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel binnenkort aan uw Kamer toezenden.

Calamiteiten

Jaarlijks ontvangen zo’n 80 000 kinderen één of meerdere vormen van jeugdzorg. Veiligheid en kwaliteit zijn sleutelwoorden bij het bieden van verantwoorde zorg aan deze kinderen. Mijn beleid is er op gericht mogelijke risico’s voor de veiligheid zo klein mogelijk te houden. Dit uit zich bijvoorbeeld in de aandacht voor professionalisering, waarbij beroepsbeoefenaren beter worden opgeleid en toegerust voor hun, soms zware, taak. Maar ook in de pleegzorg, waar speciale protocollen zijn ontwikkeld en worden toegepast met het oog op de veiligheid in pleeggezinnen.

De inspectie speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de veiligheid en de kwaliteit en treedt op als deze in het geding zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij calamiteiten2. Instellingen zijn verplicht calamiteiten te melden bij de IJZ. In 2011 zijn er 94 calamiteiten gemeld. Van deze 94 calamiteiten betroffen er 33 (vermoedens van) seksueel misbruik. Bij de aanpak van een calamiteit waar kinderen bij betrokken zijn, zie ik een belangrijke rol en een verantwoordelijkheid weggelegd voor de jeugdzorginstellingen. De instelling heeft de verantwoordelijkheid om bij een calamiteit direct het kind veilig te stellen en gepaste zorg te bieden. Gelukkig zijn de betrokken instellingen zich hiervan bewust. Daarnaast is het van belang dat wordt geleerd van calamiteiten, om eenzelfde gebeurtenis in de toekomst te voorkomen.

Bij het grootste deel van de calamiteiten (84) heeft de inspectie zelf geen aanvullend onderzoek verricht. Dit betekent dat de inspectie tevreden was over de wijze waarop de instelling de calamiteit heeft opgepakt en er geen aanwijzingen zijn voor een structureel tekortschieten van de instelling of een structurele fout in het (jeugdzorg)systeem. Ik waardeer de houding van de inspectie om instellingen zoveel mogelijk zelf te laten leren van incidenten. De inspectie ondersteunt de instellingen hiertoe door bijvoorbeeld leerbijeenkomsten te organiseren. Tijdens een leerbijeenkomst gaan medewerkers van de betrokken instellingen en inspecteurs met elkaar in gesprek over de conclusies van het uitgevoerde calamiteitenonderzoek. Daarbij wordt vooral gekeken hoe een dergelijke calamiteit in de toekomst kan worden voorkomen.

Klachten

Met klachten over de jeugdzorg kunnen ouders en jongeren terecht bij de onafhankelijke klachtencommissies van de instellingen voor jeugd- en opvoedhulp en de bureaus jeugdzorg. Ik hecht veel waarde aan een goede klachtbehandeling door jeugdzorginstellingen. Om deze te verbeteren, heb ik provincies verzocht te komen tot een eenduidige en uniforme klachtbehandeling bij de bureaus jeugdzorg, conform de handreiking «Goede klachtbehandeling in de jeugdzorg» van de Nationale ombudsman. Ik vind het tevens van belang om zicht te hebben op het aantal klachten dat wordt geuit over de jeugdzorg. Tot op heden bestond er echter geen centrale registratie van het aantal klachten. Met de komst van het Jaardocument Jeugdzorg komt hier verandering in. Vanaf 2013 leveren instellingen voor jeugd- en opvoedhulp gegevens aan over het aantal klachten en de wijze waarop klachten zijn opgepakt. Hiermee wordt de transparantie over het aantal klachten en de klachtbehandeling vergroot.

De Inspectie Jeugdzorg heeft geen formele rol ten aanzien van klachten en beschikt daarom ook niet over een klachtenloket. Desondanks worden er bij de inspectie wel klachten over de jeugdzorg ingediend. De inspectie verwijst de klager naar de reguliere klachtenprocedures van de zorginstellingen en bureaus jeugdzorg. De inspectie benut de klachten wel bij het uitvoeren van het toezicht. Zij signaleert in 2011 een forse toename van bij haar binnengekomen klachten ten opzichte van 2010 (33%). De inspectie noemt als mogelijke oorzaken de groei van de jeugdzorg, de hogere eisen die burgers stellen en het feit dat burgers eerder de weg naar de inspectie weten te vinden.

Tot slot

Ik zie grote meerwaarde in de wijze waarop de inspectie haar rol invult in de jeugdzorg. Deze meerwaarde blijkt ook uit het Belevingsonderzoek Inspectie Jeugdzorg3 dat de IJZ heeft laten uitvoeren onder jeugdzorginstellingen. Uit het onderzoek blijkt dat 75% van de bevraagde instellingen van mening is dat contact met de inspectie leidt tot kwaliteitsverbetering in de instelling.

De inspectie blijft mij informeren over de door haar gesignaleerde ontwikkelingen in de jeugdzorg. Daar waar verbeteringen nodig zijn, zullen mijn collega-bewindslieden en ik niet aarzelen initiatieven te nemen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Een calamiteit is een gebeurtenis die onverwacht en onbedoeld kan leiden of heeft geleid tot een dodelijk of ernstig schadelijk gevolg voor de jeugdige of voor een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige.

X Noot
3

Belevingsonderzoek Inspectie Jeugdzorg. Onderzoek onder geïnspecteerden naar de beleving van het contact met Inspectie Jeugdzorg (2012). Utrecht: Inspectie Jeugdzorg (www.inspectiejeugdzorg.nl)

Naar boven