31 839 Jeugdzorg

Nr. 170 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2012

In reactie op het verzoek van de vaste Commissie Jeugdzorg van de Tweede Kamer informeer ik u hierbij over de stand van zaken bij de Stichting Zonnehuizen. In het eerste deel van deze brief geef ik een beschrijving van wat zich sinds het Algemeen Overleg van 22 december 2011 heeft afgespeeld. Daarna zal ik specifiek ingaan op de vraag naar de kleed- en voogdijgelden. Volledigheidshalve meld ik dat ik op woensdag 18 januari 2012 drie sets vragen van mevrouw Leijten (SP) en de heer Van Gerven (SP) over de Stichting Zonnehuizen beantwoord heb (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2011/12, nrs. 1138, 1144 en 1220).

Faillissement

Zoals bekend is op 27 december 2011 het faillissement over de Stichting Zonnehuizen uitgesproken. Dat faillissement is aangevraagd door de bewindvoerder omdat het vooruitzicht was dat de Stichting Zonnehuizen niet in staat zou zijn om na verloop van tijd haar schuldeisers te voldoen. Eerder was er al zogenaamde «betalingsonmacht» ontstaan, waardoor de salarissen over december niet betaald konden worden en waardoor het UWV de salarisbetaling tijdelijk moest overnemen.

Voor het AO op 22 december hield de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) al intensief toezicht vanwege de financiële problemen (surseance van betaling) en de onrust die dat met zich mee bracht. Tijdens het AO heb ik gezegd dat ik vind dat de IGZ bij een faillissement onmiddellijk een één op één relatie met de instelling moet onderhouden. Tussen het AO en het faillissement heeft de IGZ het intensief toezicht voortgezet. Sinds het moment van faillissement (27 december) heeft de IGZ dagelijks contact gehad met de Stichting Zonnehuizen. Op 10 januari heeft de inspectie verscherpt toezicht ingesteld bij de Stichting Zonnehuizen in verband met mogelijke extra risico’s voor de kwaliteit en continuïteit van zorg door de overname.

Overname

In de dagen na het faillissement heeft de curator de onderhandelingen met (in een gehele of gedeeltelijke overname) geïnteresseerde partijen voortgezet. De curator is verantwoordelijk voor de onderhandelingen. Over de manier waarop deze onderhandelingen gevoerd zijn, met wie en hoe daarover met bijvoorbeeld de Ondernemingsraad en/of Cliëntenraad gecommuniceerd is kan alleen de curator informatie geven.

Op 29 december 2011 heeft de curator haar zogenaamde openingsverslag gepubliceerd (zie www.vanvanriet.nl). Dat (openbare) verslag wordt periodiek door de curator geactualiseerd en gecomplementeerd. Gaandeweg zal via dat verslag onder meer duidelijk gaan worden hoe groot de schuld van Stichting Zonnehuizen was, wie de schuldeisers zijn en wat het onderzoek van de curator naar de oorzaken van het faillissement heeft opgeleverd. De curator legt verantwoording af aan de rechter-commissaris.

Op 10 januari 2012 werd bekend dat de curator enerzijds en LSG-Rentray en de Groep Winter anderzijds overeenstemming bereikt hebben over de overname van de activiteiten van de Stichting Zonnehuizen. Daarmee is de continuïteit van zorg gewaarborgd. LSG-Rentray neemt, kort gezegd, de zorg voor de jeugdigen en het onderwijs op zich. De Groep Winter wordt verantwoordelijk voor de zorg aan volwassenen. Beide partijen staan voor het behoud van de zorg op basis van het antroposofische gedachtegoed.

Het onroerend goed wordt niet overgenomen door LSG-Rentray en Groep Winter. Daarover is afgesproken dat op basis van een inventarisatie later bezien wordt welke panden voor de zorg gebruikt blijven worden en welke niet en welke consequentie dat heeft voor de financiering van het onroerend goed.

Ik heb begrepen dat LSG-Rentray en Groep Winter een groot deel van het personeel dat betrokken is bij het primaire zorgproces in dienst zullen nemen. Er zullen echter ook mensen zijn die niet door LSG-Rentray en Groep Winter in dienst genomen zullen worden. Ik hoop dat zij snel elders een baan vinden. Ik prijs het feit dat medewerkers hebben laten zien hun verantwoordelijkheid voor de cliënten te willen blijven waarmaken. Omdat een overname op zich bijna altijd een verhoogd risico voor de kwaliteit van zorg met zich meebrengt heeft de IGZ, zoals ik hierboven ook al schreef, op de dag van de overname verscherpt toezicht voor zes maanden ingesteld.

Kleed- en voogdijgelden

Op 17 januari was er een bericht dat kleed- en voogdijgelden van cliënten niet meer ten goede kwam aan deze cliënten, maar dat dit geld werd meegenomen in het faillissement. Naar aanleiding van dit bericht is contact opgenomen met de curator. Deze heeft mij verteld dat het om bedragen gaat die afkomstig zijn van voogdijinstellingen en die (namens) cliënten op een rekening van de Stichting Zonnehuizen zijn gestort. Dat geld is bedoeld om uitgaven voor bijvoorbeeld kleding te doen of om te sparen voor eenmalige grote uitgaven. Op het moment van surseance heeft de bank de kredietverlening stopgezet en het saldo opgemaakt van alle rekeningen van Stichting Zonnehuizen, ongeacht waarvoor die bedoeld waren of van wie het geld afkomstig was. Toen bleek dat er een tekort was om alle de schulden te voldoen. Cliënten van wie er geld op een van de rekeningen van Stichting Zonnehuizen staat kunnen daardoor niet meer bij hun geld en zijn daarmee schuldeiser van de Stichting Zonnehuizen geworden.

De curator moet zich aan de faillissementswet houden en dat betekent dat de curator de plicht en taak heeft om alle schuldeisers zoveel mogelijk terug te betalen. Dat betekent dat voorlopig nog niet duidelijk is of en hoeveel geld deze cliënten terug zullen krijgen. Dat vind ik heel naar voor deze cliënten en ik wil mij dan ook inspannen om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt. Het is niet aan mij om de faillissementswet te veranderen, daarom kies ik een andere en meer pragmatische route. Ik zal op korte termijn in gesprek gaan met brancheorganisaties en cliëntenorganisaties over de vraag hoe we kunnen voorkomen dat dit nog een keer voorkomt. Waar ik aan denk, is bijvoorbeeld dat het voogdij- en kleedgeld van cliënten niet op een rekening van de instelling wordt beheerd, maar op een andere rekening. Ik zal uw Kamer informeren over de oplossingen die uit dit overleg naar voren komen.

Tot slot

Zoals ik ook in de eerder genoemde antwoorden van 18 januari 2012 heb aangegeven, kent een faillissement in de meeste gevallen alleen maar verliezers.

Dat is bij Zonnehuizen ook het geval. Over de vraag of de overheid dit faillissement had kunnen of moeten voorkomen is dit kabinet echter duidelijk: de zorg voor cliënten moet gewaarborgd worden, maar het voortbestaan van de instelling is echt de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur en de raad van toezicht. Dat ik het voor de cliënten en medewerkers heel naar vind dat Zonnehuizen failliet is gegaan, moge duidelijk zijn. Ik wil daarom tot slot mijn waardering uitspreken voor de medewerkers van Zonnehuizen die zich in deze moeilijke omstandigheden zijn blijven inzetten voor de zorg en de cliënten. Ik heb daar veel respect en bewondering voor.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven