31 839 Jeugdzorg

Nr. 159 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2011

Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 26 oktober 2011 (Kamerstuk 31 839, nr. 146) heb ik toegezegd op korte termijn na de afronding van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de kosten van jeugdbescherming en jeugd-reclassering (Kamerstuk 31 839, nr. 158) een besluit te nemen over de tarieven voor deze sector en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Bestuurlijke reactie

Op woensdag 7 december 2011 is de rapportage van de Algemene Rekenkamer aan de Tweede Kamer aangeboden. Ik heb in mijn bestuurlijke reactie op deze rapportage al de hoofdlijnen van mijn overwegingen genoemd, die ik hieronder nog eens kort heb aangegeven.

De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat er binnen afzienbare tijd geen betere informatie over de kosten van jeugdbescherming en jeugdreclassering verkregen kan worden dan ten tijde van het overleg met de Tweede Kamer op 13 januari 2011 voorlag, in casu het Deloitte-onderzoek. De Algemene Rekenkamer heeft daarbij aangegeven dat de administraties van de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) en de Landelijk Werkende Instellingen (LWI) niet zodanig zijn ingericht dat een (gerealiseerde) kostprijs per maatregel kan worden berekend. Dit betekent dat ik voor het maatregelenpakket in deze brief als uitgangspunt de resultaten van het Deloitte-onderzoek zal moeten nemen als meest-valide cijfermateriaal. Bij eerdere gelegenheid heb ik mijn aarzelingen kenbaar gemaakt over dit rapport vanwege de hoge overheadkosten in de kostprijsopbouw van Deloitte en omdat inefficiencies in de huidige uitvoering van de BJZ/LWI in deze onderzoeks-resultaten verwerkt zijn. Omdat het niet mogelijk blijkt betere cijfers beschikbaar te krijgen en omdat het noodzakelijk is om in het belang van de doelgroepen van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering nu voortgang te boeken, heb ik besloten om de resultaten van het Deloitte-rapport in de nieuwe VenJ-tarieven te verwerken.

Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer komt naar voren dat er een forse verbeterslag nodig is in de bedrijfsvoering en administratie van de BJZ’s, de aansturing en het toezicht. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer heb ik overgenomen. Voor mijn beleidsafweging in het maatregelenpakket betekent dit dat een verhoging van de tarieven zonder verbetering van de BJZ-bedrijfs-voering/-administratie, -aansturing en -toezicht niet zinvol is. Beide bewegingen zullen gelijktijdig plaats moeten vinden.

In het onderzoek wijst de Algemene Rekenkamer ook op de geplande stelsel-herziening waarbij alle taken en financiële middelen op het gebied van jeugdzorg uiterlijk in 2016 overgeheveld worden naar de gemeenten. Vanuit het belang van de kinderen die afhankelijk zijn van jeugdzorg, is het naar mijn oordeel noodzakelijk om de bedrijfsvoering en -administratie, aansturing en toezicht van de BJZ’s op orde te hebben, voordat de transitie naar de gemeenten plaatsvindt.

Deze hoofdlijnen zijn voor de periode 2011–2013 in een maatregelpakket verder uitgewerkt en hebben tot afspraken geleid met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Stadsregio’s.

Maatregelenpakket

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en IPO/Stadsregio’s hebben voor de financiering van de tarieven jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) over de periode 2011–2013 – en gelet op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over verbetering van de BZJ/LWI-bedrijfsvoering/-administratie en sturing en toezicht – op 8 december 2011 in Bestuurlijk Overleg het volgende afgesproken.

  • Over 2011 worden met terugwerkende kracht vanaf 1-1-2011 de tarieven met 7,5 mln. verhoogd. Deze verhoging kan door provincies en stadsregio’s gebruikt worden voor de financiering van de JB+JR in de jaren 2011–2013.

  • De JB+JR-tarieven worden per 1-1-2012 verhoogd als werktarief naar het kostprijsniveau van het Deloitte-rapport (= € 17,5 mln.).

  • Uitstel van de 5%-efficiencymaatregel tot 1-1-2014.

  • BJZ/LWI worden in staat gesteld om de noodzakelijke verbeterslag in bedrijfsvoering en -administratie, sturing en toezicht te bewerkstelligen, mede gelet op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Hiervoor wordt een 2 x € 5 mln.-faciliteit gereserveerd in 2012 en 2013 waaruit pilot-plannen van BJZ/LWI gesubsidieerd kunnen worden.

  • De tarieven worden met ingang van 2012 met 6,6 mln. additioneel verhoogd voor een aantal nieuwe taken zoals de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) en nazorg (na detentie) en voor de verbeterde financiering van de voogdij, als gevolg van de invoering van de nieuwe voogdijmethode, en voor de verbeterde financiering van de uitvoering van de samenloopmaatregel (gelijktijdig optreden van een maatregel voor jeugdbescherming en jeugdreclassering). In 2011 is hiervoor € 1,1 mln. beschikbaar.

  • September 2013 wordt een evaluatiemoment ingebouwd over verdere stappen na 2013, waarbij september 2013 de administratie van de BJZ/LWI op orde is conform de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Indien september 2013 de verbetering van de administratie nog niet gerealiseerd is, verschuift dit evaluatiemoment naar januari 2014.

  • Bij dit evaluatiemoment is onder meer aan de orde, de tariefopbouw na 1-1-2014 op grond van de verbeterde BJZ/LWI-administratie en de dekking van de 5%-efficiencymaatregel uit de kortere OTS-duur. Indien de verbetering van de administratie niet gerealiseerd wordt, en geen uitzicht is op een kortere OTS-duur, blijft het tarief na 1-1-2014 op Deloitte-niveau en wordt de 5%-efficiency gekort conform de huidige VenJ-meerjarenraming.

  • Met de Stadsregio’s Amsterdam en Rotterdam wordt gelet op hun specifieke situatie nader overleg gevoerd over een incidentele bijdrage. Voor zover bij de provincies zich vergelijkbare problemen zouden kunnen voordoen, kan dat eveneens een onderwerp van nader overleg zijn.

In de dekking van dit maatregelenpakket wordt – naast een beperking van de vergoeding voor het ziekteverzuim – rekening gehouden met een kortere duur van de ondertoezichtstelling (OTS). Uit de evaluatie van de Deltamethode Gezins-voogdij (Kohnstamm-Instituut/WODC, 2010) komt naar voren dat met deze methode een verkorting van de duur van de OTS met 8 maanden mogelijk is. Tot en met 2010 is een deel van deze OTS-verkorting – 3 van de 8 maanden – al gerealiseerd. De cijfers tot medio 2011 laten al een verdere terugloop zien. Hierdoor kan nu al 4 à 5 mln. in de dekking van de tarieven worden opgenomen. Tijdens overleg met de Tweede Kamer is in 2011 de suggestie gedaan om mogelijke effecten van kortere OTS-duur bij de financiering van de BJZ/LWI te betrekken.

Met deze afspraken met IPO en Stadsregio’s heb ik gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.

Afronding

Over dit pakket van maatregelen heb ik uitvoerig overleg gevoerd met het IPO en de Stadsregio’s. Het IPO en de Stadsregio’s zijn bereid zijn om medeverant-woordelijkheid voor deze aanpak te nemen, wat een breed draagvlak oplevert voor de implementatie.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven