nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 25 januari 2010
Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:
Na vernummering van artikel 2 tot artikel 3 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 2
Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel
1 genoemde Protocol voor het gehele Koninkrijk het volgende voorbehoud wordt
gemaakt:
Aan de in artikel 6, eerste lid, van het Protocol neergelegde verplichting
tot strafbaarstelling van de ontkenning, grove bagatellisering, goedkeuring
of rechtvaardiging van genocide en misdaden tegen de menselijkheid wordt gevolg
gegeven voor zover die gedragingen aanzetten tot haat, discriminatie of geweld
wegens ras of godsdienst.
Toelichting
Artikel 6, eerste lid, van het Protocol verplicht tot strafbaarstelling
van de ontkenning, grove bagatellisering, goedkeuring of rechtvaardiging van
volkerenmoord of misdaden tegen de menselijkheid, voor zover erkend door een
internationale rechter, in de eigen strafwetgeving.
Artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b, voorziet in de mogelijkheid
om die verplichting te beperken. Onderdeel a voorziet in de mogelijkheid om
de strafbaarstelling van de ontkenning of grove bagatellisering van genocide
en misdaden tegen de menselijkheid te beperken tot de gevallen waarin deze
gedragingen worden begaan met het oogmerk aan te zetten tot haat, discriminatie
of geweld wegens ras of godsdienst. Onderdeel a voorziet niet in een beperking
ten aanzien van goedkeuring of rechtvaardiging van deze misdrijven. Dit onderscheid
vloeit voort uit de omstandigheid dat goedkeuring of rechtvaardiging van deze
wandaden doorgaans geschiedt met voornoemd oogmerk.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, onderdeel b, kan een partij het voorbehoud
maken het eerste lid gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen.
Er bestaat behoefte aan het aanbrengen van een beperking op de in artikel
6, eerste lid, neergelegde verplichting tot strafbaarstelling. Het is nodig
dat de in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, neergelegde mogelijkheid tot
beperking van die verplichting wordt uitgebreid en dat in alle gevallen is
verzekerd dat die mogelijkheid ook kan gelden voor de goedkeuring en rechtvaardiging
van genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Daarom wordt voorgesteld
dat Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba gebruik zullen maken van de
in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, geboden mogelijkheid tot het maken
van een voorbehoud. Met dit voorbehoud is zeker gesteld dat artikel 6 niet
verplicht tot een strafbaarstelling die verder gaat dan de strafbaarstelling
in de artikelen 137c tot en met 137e van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht,
alsmede in de artikelen 143a tot met 143c van het Nederlands-Antilliaanse
respectievelijk het Arubaanse Wetboek van Strafrecht.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin