nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast
te stellen inzake een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening
van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Aan Boek 7, titel 10, afdeling 11, van het Burgerlijk Wetboek wordt een
artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 692
1. Indien de arbeid in Nederland wordt verricht, zijn de werkgever
en de derde, ongeacht het op de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tussen
de werkgever en de derde toepasselijke recht, hoofdelijk aansprakelijk voor
de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag,
bedoeld in de artikelen 7 en 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de derde, indien op het
moment van het totstandkomen van de overeenkomst tussen de werkgever en de
derde de werkgever gecertificeerd is door een door de Raad voor Accreditatie
erkende certificerende instelling overeenkomstig bij regeling van Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen normen, voor zover deze
normen betrekking hebben op de naleving van de artikelen 7 en 15 van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,