31 829
Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 9 februari 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I. ALGEMEEN DEEL 2

1. Inleiding 2

2. Problematiek voortijdig schoolverlaten 3

3. Melden relatief verzuim met behulp van uniforme meldprocedure via de IB-Groep 4

3.1 Voorgestelde situatie melden relatief verzuim: uniforme meldprocedure 4

Pilot 6

Meldingsregister relatief verzuim 6

3.2. Uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het basisregister onderwijs aan de gemeenten 6

3.3. Het vervallen van het voorschrift in de Lpw 1969 en de rmc-regelgeving dat scholen aan de gemeenten melding doen van de in- en uitschrijving van een leerling 7

3.4. Uitbreiding van de gegevensset die door bve-instellingen aan de IB-Groep wordt verstrekt 7

4. Bij wijziging betrokken onderwijssectoren; gefaseerde invoering 7

5. Consultatie 8

6. College Bescherming Persoonsgegevens 8

7. Financiële gevolgen 10

8. Uitvoeringsgevolgen 10

9. Administratieve lasten 10

I. ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden achten het juist dat er een wetswijziging plaatsvindt waardoor de wijze van registratie verbeterd wordt. Immers, problemen in de registratie mogen niet leiden tot een hoger aantal leerlingen die uitvallen of tussen de wal en het schip raken. Juist door een centrale aanpak met een hoge mate van betrokkenheid van scholen en gemeenten is een snelle en efficiënte werkwijze mogelijk. Dit schept naar het oordeel van de genoemde leden een belangrijke voorwaarde voor het verder terugdringen van het schoolverzuim en daarmee ook het voortijdig schoolverlaten. Daarbij merken de leden op dat het eveneens van belang is te streven naar een afname van overmatige bureaucratie bij scholen en gemeenten. Dit zal naar de mening van de genoemde leden ertoe bijdragen dat scholen sneller tot melding overgaan. Immers, het wegnemen van administratieve lasten en belemmeringen schept voorwaarden voor een gemakkelijker gebruik en dat zal het gebruik ook stimuleren.

De leden van genoemde fractie zijn verheugd dat het wetsvoorstel is voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CPB), juist omdat het van belang is dat zorgvuldig met persoonsgegevens wordt omgegaan. Met genoegen hebben deze leden geconstateerd dat het CPB geen aanleiding zag tot het maken van opmerkingen. Toch hebben de leden nog een aantal vragen betreffende het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij vinden het van groot belang dat voortijdig schoolverlaten wordt tegengegaan. De leden beschouwen een snelle verzuimregistratie als een belangrijk hulpmiddel daartoe. Toch biedt dit in de ogen van de leden nog niet direct een oplossing. Adequate registratie is een eerste voorwaarde bij het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Zeker, zo merken deze leden op, omdat op scholen voor voortgezet onderwijs leerlingen uit meerdere gemeenten komen. De scholen hebben dus te maken met verschillende leerplichtambtenaren. Een heldere registratie maakt het mogelijk om effectiever te werken. De leden achten dit van belang omdat elke dag dat een kind niet naar school gaat, de kans groter wordt dat het kind uitvalt zonder dat het een diploma gehaald heeft.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het eerdergenoemde wetsvoorstel in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding. Deze leden zijn het met de regering eens over de noodzaak om de informatieverstrekking te stroomlijnen en de administratieve last van de scholen te verminderen. De regering stelt dat door de voorgestelde wetswijziging gemeenten beter in staat zijn om adequaat in te spelen op relatief verzuim en slagvaardiger het voortijdig schoolverlaten te kunnen aanpakken. Deze leden betwijfelen dat echter zeer. Zij vragen de regering of het niet reëler is een minder ambitieuze doelstelling te formuleren. Het stroomlijnen van informatieverstrekking is tenslotte nog geen garantie voor een effectieve, structurele aanpak van voortijdig schoolverlaten. Recente onderzoeken van onder andere de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid bevestigen dit, zo stellen deze leden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding. Deze leden onderschrijven de doelstelling van het voorstel om te komen tot een meer eenvoudige procedure voor het melden van leerlingverzuim door scholen. Momenteel is de verzuimmelding onnodig omslachtig en vormt daardoor voor veel scholen een grote administratieve last. De genoemde leden willen wel de opmerking van de Raad van State benadrukken dat het wetsvoorstel niet per definitie bijdraagt aan het onderliggende probleem, namelijk het voortijdig schoolverlaten. Dit voorstel is volgens de leden alleen zinvol wanneer de regering daarnaast ook andere maatregelen neemt die het voortijdige schoolverlaten tegengaan. Daarbij moet rekening worden gehouden met de effectiviteit van beleid. De huidige bonus op vermindering van schoolverlaters (2000 euro per schooluitvaller minder) werkt in dat opzicht in de ogen van deze leden niet. Ook moet bezien worden wat er gebeurt met leerlingen die voortijdig de school verlaten of regelmatig spijbelen. Alleen het melden van deze gevallen is niet voldoende. Een stevig traject met betrokkenheid van ouders én een snelle invoering van de leerwerkplicht is volgens de leden van deze fractie geboden. Kortom, zo stellen de leden, dit wetsvoorstel vraagt om stevig flankerend beleid. De leden hebben in het voorstel aanleiding gezien tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs te wijzigen in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding.

De voorgestelde aanpassingen zijn voor het overgrote deel al eerder onderwerp van debat geweest, merken de leden van deze fractie op. Zij onderschrijven de noodzaak om te komen tot een betere stroomlijning van de informatieverstrekking met betrekking tot (relatief) verzuim, teneinde gemeenten beter in staat te stellen adequaat in te spelen op (relatief) verzuim en een slagvaardiger aanpak van het voortijdig schoolverlaten mogelijk te maken. Deze leden hebben nog wel een enkele vraag.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het belangrijk dat een noodzakelijke voorwaarde bij de bestrijding van schoolverzuim, een goede registratie, efficiënter geregeld wordt. Niet tot hun genoegen constateren deze leden dat de implementatie van de voorgestelde wijziging een wettelijke basis ontbeert.

2. Problematiek voortijdig schoolverlaten

De leden van de PvdA-fractie vinden dat kinderen niet alleen te maken hebben met een leerplicht, maar tevens met een leerrecht. De leden van de PvdA-fractie willen graag nog in het bijzonder aandacht vragen voor zorgleerlingen die langere tijd thuiszitten. 90% van de thuiszitters onder de zorgleerlingen zit in het voortgezet onderwijs. Degenen die te lang thuiszitten, dreigen echte schoolverlaters te worden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat er heldere regels voor het melden en het volgen van thuiszittende leerlingen zijn en dat deze ook uniform gehanteerd worden door scholen en leerplichtambtenaren? Uit onderzoek van de Inspectie en van Ingrado1 blijkt dat 50% van de scholen de thuiszitters te laat meldt. Hoe is dit mogelijk? Als je als ouders je kind te laat meldt vanwege een extra vakantiedag, komt de leerplichtambtenaar – terecht– zelfs naar Schiphol. Als de school een kind een maand lang niet meldt, zijn daar blijkbaar geen consequenties aan verbonden. Of, zo willen de leden weten, zijn die consequenties er wel? Gaat de regering scholen en leerplichtambtenaren hierop aanspreken? Gaat de regering scholen verplichten direct een leerling te melden bij de IB-Groep als de leerling thuis komt te zitten? Bestaan er «perverse prikkels» in het systeem die er uit gehaald moeten worden, zo willen de leden van genoemde fractie weten. Is het waar dat het bijvoorbeeld gunstig kan zijn voor scholen om leerlingen pas na vier weken te melden omdat dan Herstart in beeld komt? Is het waar dat je na zes maanden veel gemakkelijker een rugzak krijgt vanwege aangetoonde handelingsverlegenheid? Ook willen de leden weten wat de registratie vermeldt: enkel dat kinderen niet op school verschijnen of ook waarom kinderen niet naar school gaan? Welke middelen staan een leerplichtambtenaar ter beschikking als leerlingen spijbelen juist omdat ze problemen hebben op school, zo vragen de leden van deze fractie.

3. Melden relatief verzuim met behulp van uniforme meldprocedure via de IB-Groep

3.1 Voorgestelde situatie melden relatief verzuim: uniforme meldprocedure

De leden van de CDA-fractie merken op dat het wetsvoorstel in de titel «het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding» draagt. Los van de noodzaak om de verzuimmelding te verbeteren vragen de leden of het hier feitelijk wel om een vereenvoudiging van de procedure gaat. De reikwijdte van dit wetsvoorstel betreft het bekostigde onderwijs. De leden vragen of er geen mogelijkheden zijn om het niet-bekostigde onderwijs eveneens in de procedure te betrekken zodat een totaaloverzicht ontstaat.

Voorts merken zij op dat het inbrengen van de IB-Groep in de meldingsprocedure het directe contact tussen de school en de gemeente doorsnijdt. In de memorie van toelichting wordt hierover gezegd dat voor de verdere verwerking het directe contact blijft bestaan. Maar, zo vragen de leden, is het niet van belang dat er reeds bij de melding een direct contact is tussen school en gemeente, ook al vindt de melding plaats via de IB-Groep. Is een direct contact tussen leerplichtambtenaar en school niet benodigd in plaats van in registers kijken naar gemelde verzuimleerlingen, zo vragen deze leden. Ook willen de leden weten of, in het geval een school het verzuim per ongeluk, dan wel opzettelijk verkeerd invult, dit dan achteraf nog gecorrigeerd kan worden. Wanneer de voorgestelde en veronderstelde vereenvoudigde procedure toch niet leidt tot een verbeterd meldgedrag van scholen, is de regering dan voornemens om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de bekostiging van deze scholen, zo willen de genoemde leden weten. Na melding, zo vervolgen de leden, ontvangen scholen onmiddellijk een melding via e-mail. Deze leden vragen of dergelijke berichten in één verzamelbericht worden samengevat of ontvangen scholen voor elke melding een afzonderlijke e-mail. Als het laatste het geval is, zal dat bij grote organisaties (bijvoorbeeld in de bve-sector) niet leiden tot een mogelijke lawine van e-mails die mogelijk ook nog als spam worden uitgefilterd?

Voorts vragen de leden of het waar is dat de voorgestelde procedure wel inzicht geeft in de verwachte duur van het verzuim, maar niet in de feitelijke duur? Zo ja, wat is hiervoor de reden? Verder vragen de leden, met het oog op de bewaartermijn, of de uit de gegevens gehaalde statistische gegevens langer dan twee jaar bewaard worden.

De leden van de SP-fractie willen van de regering weten of er met de voorgestelde uniforme, digitale meldprocedure via de IB-Groep succesvolle lokale en/of regionale initiatieven, projecten en samenwerkingsverbanden met betrekking tot vroegtijdig verzuim worden gefrustreerd. Deze leden vragen tevens of er een garantie gegeven kan worden dat de voorgestelde meldprocedure álle scholen een lastenvermindering biedt, ook scholen in het basisonderwijs.

De leden van de VVD-fractie merken op dat voor veel leerplichtambtenaren geldt dat ze niet voltijds bezig zijn met de naleving van de leerplicht, maar dat het een activiteit «erbij» is. Dit probleem wordt met het wetsvoorstel niet opgelost. Ziet de regering een capaciteitsprobleem bij leerplichtambtenaren en zo ja, hoe kan dit worden opgelost? Voorts willen de leden weten of de regering denkt dat de tijdswinst die met dit wetsvoorstel wordt geboekt (bij gemeenten en scholen) ook wordt omgezet in meer tijd voor hulpverlening? Zo ja, waarop baseert de regering deze aanname, zo vragen de leden. Verwacht de regering dat het wetsvoorstel zal leiden tot beter meldgedrag bij scholen? Zo ja, waarop baseert de regering deze aanname? Het onderzoek dat Het Expertise Centrum in 20061 heeft uitgevoerd naar de haalbaarheid van één loket voor verzuimmelding bevatte geen uitgebreide draagvlakmeting. De leden vernemen graag waarom niet. In hoeverre mag men op basis van dit onderzoek aannemen dat er grote behoefte bestaat aan één loket voor verzuimmelding bij de IB-Groep? Is het waar dat in een aantal regio’s reeds sprake is van een regionaal leerplichtbureau waar alle scholen uit de regio voor al hun meldingen terecht kunnen? Wat zijn de resultaten en ervaringen met deze regionale leerplichtbureaus? Heeft de regering in deze regio’s geïnformeerd wat het draagvlak is voor dit wetsvoorstel? Zo ja, wat waren de uitkomsten, zo neen waarom niet? De leden stellen voorts dat na invoering van dit wetsvoorstel de verzuimmelding van de school niet direct bij de leerplichtambtenaar van de gemeente zal terechtkomen (die uiteindelijk met de melding aan de slag moet), maar bij de IB-Groep, die de melding vervolgens weer aan de leerplichtambtenaar moet doorgeven. Acht de regering de IB-Groep geen overbodige schakel in deze keten? De Raad van State heeft dit ook opgemerkt en ziet als alternatief een meer regionale leerplichtfunctie. Waarom slaat de regering het commentaar van de Raad van State in dit opzicht in de wind? Waarom verkiest de regering een interventie vanuit de landelijke overheid, terwijl lokaal al initiatieven ontstaan? Wat is de toegevoegde waarde van melding bij één loket via de IB-Groep ten opzichte van een regionaal loket, zo willen deze leden weten. Voorts vragen de leden waarom vooral wordt gesproken over relatief verzuim. Wat gaat er veranderen ten aanzien van de melding van absoluut verzuim, willen zij weten. Ook vragen zij binnen welke termijn de IB-Groep de melding aan de gemeente dient door te geven. Zit er verschil in deze termijn tussen melding van in- en uitschrijving en melding van relatief verzuim door de IB-Groep aan de gemeente, zo willen deze leden weten.

Ook vragen de leden wat er gebeurt in het geval dat van de leerling die de leerplicht ontduikt geen gegevens in het Bron (Basisregister Onderwijs) zijn geregistreerd. Om hoeveel leerlingen gaat het, waarvan geen gegevens in het Bron zijn opgenomen, willen de leden vervolgens weten. De gemeente draagt de verantwoordelijkheid om mutaties voor het meldregister door te geven aan de IB-Groep, bijvoorbeeld wanneer de leerling inmiddels weer op school is verschenen of wanneer gegevens zijn veranderd. Is het waar dat de school hierdoor toch nog aan afzonderlijke gemeentes zal moeten doorgeven wat er gewijzigd is in de situatie rond een leerling? Hoe wordt voorkomen dat bij onderwijsinstellingen het gevoel ontstaat dat na melding van verzuim bij de IB-Groep de zaak is afgedaan? Het eerdergenoemde onderzoek van Het Expertise Centrum geeft aan dat het initiatief tot hulpverlening in geval van voortijdig schoolverlaten of verzuim zal verschuiven van school naar gemeente. Heeft dit, zo vragen de leden, niet het risico in zich dat de school het volledige zicht op de leerling verliest. Ook de pilot heeft uitgewezen dat scholen na melding te weinig informatie ontvingen over wat er met de melding en de desbetreffende leerling was gebeurd. Deze leden vragen hoe de school in de nieuwe situatie betrokken blijft bij het vervolgtraject om de leerling in de schoolbanken te houden en/of te krijgen. Tot slot vernemen de leden graag welk bedrijf de software gaat ontwikkelen die voor de nieuwe meldprocedure nodig is. Ook willen zij weten of deze opdracht moet worden aanbesteed.

De leden van de SGP-fractie vragen of de gemeenten direct na melding door een school de betreffende gegevens bij het digitaal loket kunnen inzien. Wordt door bemiddeling van de IB-Groep de kans op storing en ontoegankelijkheid van databases groter, zo vragen deze leden. De leden vragen voorts of de regering de overdracht van gegevens bij een machine-tot-machine-koppeling nader kan toelichten. Deze leden vragen of bij scholen bij deze koppeling aangepaste software nodig hebben om de aansluiting bij het loket van de IB-Groep te kunnen realiseren.

Pilot

De leden van de CDA-fractie merken op dat de pilots tussen november 2007 en april 2008 een belangrijke rol bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel hebben gespeeld. De resultaten van de pilots worden in de memorie van toelichting samengevat. Er wordt echter niet gemeld welke negatieve ervaringen er waren en wat deze voor invloed hebben gehad op het onderhavig wetsvoorstel. De leden vragen de regering hier nader op in te gaan.

De leden van de SP-fractie vragen of zij de resultaten kunnen zien van de pilot met de nieuwe meldprocedure van achttien scholen, negen gemeenten en de IB-Groep. Daarbij vragen deze leden of de invoering niet te snel verloopt. De regering streeft ernaar medio 2009 deze procedure in werking te hebben gesteld. Is dit goed te realiseren voor alle scholen en instellingen? Ook willen de leden weten waarop deze verwachting is gebaseerd.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Kamer een rapport van de evaluatie uit mei 2008 van de pilot kan ontvangen. Zo neen, kan de regering dan in ieder geval aangeven hoeveel scholen hebben deelgenomen en hoeveel scholen (naast de neutrale en positieve scholen) negatief waren en waarom, zo vragen zij.

Meldingsregister relatief verzuim

De leden van de CDA-fractie verwijzen naar de mogelijkheid voor correctie van de gegevens door de leerling via een verzoek aan de IB-Groep. De leden van deze fractie vernemen graag wie nu uiteindelijk bepaalt wat de juiste melding is geweest: de school of de leerling. Wat gebeurt er als er een verschil van mening ontstaat, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie merken op dat de betrokken leerling aan de IB-Groep kan vragen om correctie van feitelijke onjuistheden. Deze leden willen weten waarom, als het hier om feitelijkheden gaat, deze correctie niet kan worden afgedwongen. Zijn er andere mogelijkheden om de leerling te beschermen tegen feitelijke foutieve informatie, zo vragen de genoemde leden. Ook willen zij weten waarom de school in het geval van feitelijke foutieve informatie niet kan overgaan tot een correctie achteraf. De leerling kan niet om correcties vragen ten aanzien van door de school opgegeven achtergronden van het verzuim. De leden van deze fractie vrezen dat personen zo langdurig achtervolgd kunnen worden met onjuistheden bij de inschatting van de reden tot verzuim. Waarom kan er niet worden gecorrigeerd als de inschattingen van de school objectief weerlegbaar zijn, zo vragen zij.

3.2. Uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het basisregister onderwijs aan de gemeenten

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering ten aanzien van de uitbreiding van gegevens uit het basisregister onderwijs aan gemeenten ervan uitgaat dat het voor het inschrijfgedrag van ouders van illegale leerlingen niets uitmaakt of de gegevens door de IB-Groep of rechtstreeks door de school aan de gemeente worden gemeld. Op welke informatie is deze mening gestoeld, zo willen deze leden weten. Tevens vernemen zij graag hoe groot de kans wordt ingeschat dat er daadwerkelijk misbruik gemaakt wordt van deze kennis bij gemeenten, of dat dit leidt tot terughoudendheid bij illegalen om hun leerlingen in te schrijven.

3.3. Het vervallen van het voorschrift in de Lpw 1969 en de rmc-regelgeving dat scholen aan de gemeenten melding doen van de inen uitschrijving van een leerling

De leden van de CDA-fractie beschouwen de ontdubbeling van de informatieverplichting als een plezierige lastenverlichting voor veel scholen. In april 2008, zo lezen de leden in de memorie van toelichting, waren er nog 16 gemeenten die geen gebruik maakten van de gegevensverstrekking over in- en uitschrijvingen in het Bron. Deze leden willen weten wat de reden is dat deze gemeenten nog geen gebruik maken van het Bron. Hoe, zo vragen de leden vervolgens, worden deze gemeenten benaderd om ervoor te zorgen dat er een 100%-dekking ontstaat in Nederland ten aanzien van de gegevensverstrekking via Bron.

3.4. Uitbreiding van de gegevensset die door bve-instellingen aan de IB-Groep wordt verstrekt

De leden van de CDA-fractie stellen dat de bve-instellingen extra informatie wordt gevraagd, namelijk de reden van uitval. De leden vragen of scholen dat altijd weten en als zij dat niet precies weten, wat dan ingevuld moet worden.

4. Bij wijziging betrokken onderwijssectoren; gefaseerde invoering

De leden van de CDA-fractie merken op dat voor het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs wordt voorzien in een invoering die niet eerder plaatsvindt dan in 2011. De leden willen weten waarom dit nog zo lang moet duren en of het niet mogelijk is om de ervaringen uit de pilots te benutten om tot een snellere invoering over te gaan. Immers, de scholen en gemeenten uit de pilots waren erg positief over het digitaal loket, dat niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk een daadwerkelijke lastenverlichting betekent. Is het niet wenselijk om deze lastenverlichting zo snel mogelijk ook in po en (v)so te doen plaatsvinden, zo vragen de leden van voornoemde fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de opmerking van de Raad van State dat voor iedere verwerking van bijzondere persoonsgegevens aannemelijk dient te zijn dat dat noodzakelijk is met het oog op de bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Voor wat betreft primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt door de regering aangegeven dat de problemen bij het melden van relatief verzuim in mindere mate voor dit onderwijs gelden. De leden van deze fractie verzoeken de regering nader toe te lichten waarom de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten.

5. Consultatie

De leden van de PvdA-fractie stellen dat binnen het onderwijsveld verschillend wordt gedacht over het wetsvoorstel. De werkgeversorganisaties, de VO-Raad en PO-raad, vinden dat eerst de gevolgen voor kleine scholen en scholen met een afwijkend administratiepakket moeten worden onderzocht en wijzen af dat de minister informatie (weliswaar geanonimiseerd) op individueel niveau ontvangt. Voor de leden van deze fractie is het belangrijk dat ongeoorloofd verzuim zo snel mogelijk bij de gemeente wordt gemeld. Individuele informatie hoeft huns inziens niet per se bij de minister op het bureau komen te liggen. Informatie op geaggregeerd niveau kan voor de aanpak van schoolverzuim en -uitval volstaan. De memorie van toelichting heeft deze leden nog niet overtuigd dat er voorbij moet worden gegaan aan de bezwaren van de werkgeversorganisaties, de VO-Raad en PO-Raad. Kan de regering haar vasthouden nader beargumenteren? Kan de regering ook nader beargumenteren waarom ook het primair onderwijs onder deze regeling moet vallen? In hoeverre rechtvaardigt de schooluitvalproblematiek in het primair onderwijs dat men met nieuwe regelgeving wordt geconfronteerd, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen zich met Ingrado af of er meer aandacht moet worden besteed aan een tijdige en adequate «terugmelding» van de gemeente naar de scholen. Deze leden vinden de opmerkingen over het implementatieplan nogal vaag en vragen of een terugmelding niet verplicht kan worden. Daarbij hebben deze leden zorgen over de aard en de inhoud van de terugmelding. De regering stelt dat de terugmelding van de gemeente via het loket «meer informatief» wordt gemaakt voor de meldende school. De leden willen weten in hoeverre er hier een groter risico ontstaat dat gevoelige persoonsgegevens bij de school terechtkomen.

6. College Bescherming Persoonsgegevens

De leden van de CDA-fractie verwijzen in hun reactie naar de opmerkingen van de Raad van State over het gebruik van bijzondere persoonsgegevens. Deze opmerkingen worden door de regering naast zich neergelegd. Kan er op basis van de ervaringen met de pilots iets meer gezegd worden over de voordelen die zijn gebleken van het gebruik van deze gegevens en zo ja, wat waren die? De leden delen de mening van de regering dat het van groot belang is om alle relevante gegevens voor de bestrijding van schoolverzuim te benutten. Met de Raad van State vragen genoemde leden echter wel in hoeverre de noodzaak voor het gebruik afdoende is aangetoond. In de reactie gaat de regering in op de waarborgen waarmee het gebruik is omgeven, maar de noodzaak wordt naar de mening van deze leden niet nader toegelicht. Kan de regering hierop nog nader ingaan?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom zij bij dit wetsvoorstel zoveel minder tilt aan de bescherming van persoonsgegevens dan dat de Raad van State doet. Hoe beoordeelt het CPB de bezwaren die de Raad van State naar voren brengt? Op dit moment wordt er bij de registratie van schoolverlaters ook gebruik gemaakt van de IB-Groep. Vanuit het veld krijgen de leden van deze fractie signalen dat scholen geen contact kunnen krijgen met de IB-Groep als de gegevens van de IB-Groep niet kloppen. Kent de regering deze signalen? Deelt de regering de mening van de leden dat goede dienstverlening van de IBG richting de scholen een voorwaarde is voor invoering van het wetsvoorstel, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie hebben met betrekking tot de verwerking bijzondere persoonsgegevens de volgende vragen. De regering stelt dat bij algemene maatregel van bestuur een nadere specificatie wordt gegeven van de gegevens die de school aan het meldingsregister toevoegt. Kan de regering aangeven welke en wat voor soort gegevens het hier betreft? Betreft dat bijvoorbeeld ook medische gegevens die de school ter beschikking heeft en die mogelijk reden kunnen zijn voor verzuim? Kan het dan zijn dat de leerling zelf of een arts de school over medische zaken heeft ingelicht en dat deze nu ter beschikking komen te staan van de gemeente? Zo ja, leidt dat dan niet tot een vertrouwensbreuk tussen de leerling met arts of school? Hoe verhoudt de voorgestelde wijziging zich tot de discussie over het Electronisch Kind Dossier (EKD), zo willen de leden weten. De regering stelt dat met de route via de IB-Groep niet meer of andere gegevens over de spijbelaar bij de gemeente terechtkomen. De leden van voornoemde fractie willen weten hoe deze uitspraak zich verhoudt met het feit dat voor bve-instellingen uitbreiding van de gegevens plaatsvindt met het gegeven «reden van uitstroom»? Is de uitspraak van de regering in antwoord op de Raad van State niet feitelijk onjuist, zo vragen zij.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom alleen een voorontwerp en niet het complete wetsvoorstel voorgelegd is aan het CPB. Is de regering bereid dit alsnog te doen, vragen zij en zo neen, waarom niet. Ook willen zij weten of de regering het met hen eens is dat privacy in dit wetsvoorstel een belangrijk punt van aandacht is, aangezien veel persoonlijke gegevens in een elektronisch dossier bij de IB-Groep terecht zullen komen. Waarom bestaat de mogelijkheid in het meldingsregister van de IB-Groep ook «bijzondere persoonsgegevens» zoals achtergrond van verzuim, maar bijvoorbeeld ook geloofsovertuiging op te nemen, terwijl volgens de Raad van State de noodzaak hiervan niet is aangetoond? Het is nog onbekend welke gegevenscategorieën scholen kunnen invullen in de vrije velden. Waarom, zo vragen deze leden, wordt nu niet aan de Kamer voorgelegd welke gegevenscategorieën dit kunnen zijn. Is het waar dat scholen in principe, ondanks het aanbrengen van gegevenscategorieën, alles over een leerling kunnen invullen in de zogenaamde «vrije velden», zo vragen zij. Hoe en door wie wordt beoordeeld welke aangeleverde gegevens voor een dossier van belang zijn, of worden alle gegevens altijd ongefilterd opgenomen in het meldingsregister? Ook vernemen de leden graag of de regering van mening is dat bestrijding van schooluitval te allen tijden een meer zwaarwegend maatschappelijk belang heeft dan de privacy van bepaalde gegevens. Wie beoordeelt welk belang zwaarder weegt, zo vragen zij vervolgens. Is «afwezigheid wegens geloofsverplichting zoals een bedevaart» voor een leerplichtambtenaar een geldige reden om niet achter het verzuimgeval aan te gaan, willen de leden weten. Zo neen, waarom is deze in te vullen optie dan van belang in de meldprocedure? Waarom kunnen wel telefoonnummer en afwijkend adres van de leerling worden toegevoegd aan de melding, maar niet het telefoonnummer van de ouders? Hoe worden ouders op de hoogte gesteld van de melding van verzuim, vragen de leden. Ook willen zij weten hoe de gegevens in het meldingsregister worden beveiligd. Hoe lang worden de gegevens bij de IB-Groep bewaard? Wie heeft er inzage in de gegevens die vanuit de school bij de IB-Groep en vervolgens bij de leerplichtambtenaar terecht komen? Kan een leerling op verzoek zelf ook zijn of haar melding inzien en/of aanpassen? Hoe wordt voorkomen dat een leerling ten onrechte gemeld staat in het meldingsregister of dat onjuiste gegevens worden opgeslagen, zo vragen de leden.

Voorts willen de leden weten of het waar is dat de uniforme meldprocedure al vanaf 1 augustus 2008 landelijk wordt ingevoerd zonder wettelijke grondslag, terwijl de Raad van State in verband met privacywetgeving, adviseert betrokkenen pas aan te sluiten op het nieuwe digitale loket als een wettelijke grondslag is geschapen. Waarom gaat de regering voorbij aan het advies van de Raad van State en prefereert daarmee snelle invoering boven zorgvuldigheid? De leden vernemen hierop graag een reactie van de regering.

7. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie willen weten wat de eenmalige- en de exploitatiekosten voor de IB-Groep zijn. De leden vernemen graag wat de eenmalige- en de exploitatiekosten voor scholen en gemeenten zijn. Ook willen zij weten wat het bijvoorbeeld kost om hun software aan te passen. Wordt daartoe extra budget beschikbaar gesteld? Is het nodig om personeel bij te scholen om met de software om te kunnen gaan, vragen de leden vervolgens. Zo ja, wat zijn de te verwachten kosten? Hoe worden alle extra kosten van het wetsvoorstel door de regering budgettair gedekt, willen de leden ten slotte weten.

8. Uitvoeringsgevolgen

De leden van de SGP-fractie vragen of het in het voornemen van de regering ligt om de jaaropgaven te laten vervallen wanneer het digitale loket naar tevredenheid werkt. Zij vragen wanneer het functioneren van het digitale loket wordt geëvalueerd.

9. Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen het wetsvoorstel heeft voor de bedrijfsvoering van de IB-Groep. Is er, gelet op de recente problemen in de bedrijfsvoering, genoeg ruimte en capaciteit bij de IB-Groep om alle meldingen goed te verwerken en tijdig aan gemeenten door te geven? Zal door dit voorstel de Gemeentelijke Basis Administratie voor persoonsgegevens en het centraal register Hoger Onderwijs meer informatie aan de IB-Groep moeten aanleveren dan momenteel het geval is, zo vragen de leden van voornoemde fractie.

De voorzitter van de commissie

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie

Boeve


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Van Dijken (PvdA), Elias (VVD), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Timmer (PvdA), Thieme (PvdD), Halsema (GL) en Gerkens (SP).

XNoot
1

Bijlage bij Kamerstuk 31 497, nr. 9.

XNoot
1

Bijlage bij Kamerstuk 26 695, nr. 37.

Naar boven