nr. 64
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIBI EN BESSELINK
TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 58
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel CL, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd,
luidende: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de universiteitsraad
dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling,
bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht
past binnen de profielen, genoemd in het vierde lid, en bevat ten minste twee
namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd,
wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken
van de tweede voordracht.
II
In artikel I, onderdeel DO, wordt aan het slot van artikel 10.3d, vierde
lid, een zin ingevoegd, luidende: Een van de leden wordt benoemd op voordracht
van de medezeggenschapsraad, dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat
op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 10.16a, derde
lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht past binnen de profielen,
genoemd in het vierde lid, en bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen
kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht
gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
III
In artikel I, onderdeel EJ, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd,
luidende: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de universiteitsraad
dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de
medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin,
is ingesteld. De voordracht past binnen de profielen, genoemd in het vierde
lid, en bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet
door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze
minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
Toelichting
Dit amendement regelt dat de medezeggenschap het recht krijgt op de voordracht
van één lid van de raad van toezicht. In veel andere publieke
sectoren (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, pensioenfondsen, woningcorporaties
en zorginstellingen) hebben gebruikers dit recht ook. Het versterkt de positie
van studenten en docenten, die immers een groot belang hebben bij goed onderwijsbeleid
van de instelling.
Omdat de minister uiteindelijk politiek verantwoordelijk is voor de leden
van de Raad van Bestuur worden er in dit amendement de volgende voorwaarden
gesteld:
– de voordracht moet passen binnen het profiel van de raad;
– de minister moet een keuze hebben en wel uit meer dan één
kandidaat;
– als de voorgedragen kandidaten niet door de minister worden
overgenomen, wordt er een nieuwe voordracht gedaan;
– de minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
Dibi
Besselink