nr. 37
AMENDEMENT VAN DE LEDEN ZIJLSTRA EN VAN DER HAM
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel AW, wordt als volgt gewijzigd:
1. Punt 1 wordt vervangen door:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Dit hoofdstuk met uitzondering van artikel 7.18a heeft betrekking
op bekostigde universiteiten, op de Open Universiteit en op de levensbeschouwelijke
universiteiten.
2. Punt 2 wordt vervangen door:
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De titels 1 en 2 van dit hoofdstuk, met uitzondering van de artikelen
7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18, 7.18a, 7.22, 7.25, 7.30a, en 7.30b, met uitzondering
van het eerste lid, vierde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing op
de rechtspersonen voor hoger onderwijs. Artikel 7.18a is van toepassing op
de in de eerste volzin bedoelde rechtspersonen.
II
Na artikel I, onderdeel BL, wordt een nieuw onderdeel BL1 ingevoegd, dat
luidt als volgt:
BL1
Na artikel 7.18 wordt een nieuw artikel 7.18a ingevoegd dat luidt als
volgt:
Artikel 7.18a Graadverlening door rechtspersonen voor
hoger onderwijs
1. Onze minister kan, nadat door het instellingsbestuur het bewijs
is geleverd van voldoende kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, beslissen
dat een rechtspersoon voor hoger onderwijs de graad van Doctor mag verlenen
op grond van een promotie.
2. Op het verlenen van de graad van Doctor op grond van het eerste
lid zijn artikel 7.18, tweede, derde en vierde lid, en artikel 7.22 van overeenkomstige
toepassing.
Toelichting
Het promotierecht is verbonden aan een universiteit. Door het vervallen
van het fenomeen aangewezen instelling (en dus ook aangewezen universiteiten)
zijn deze organisaties niet langer universiteiten in de zin van de wet. Bestaande
aangewezen universiteiten worden weliswaar tegemoet gekomen door een overgangsrechtelijke
voorziening, maar het vervallen van de aangewezen instelling zet het Nederlandse
hoger onderwijsbestel voor de toekomst feitelijk op slot. Als bijvoorbeeld
Harvard een nieuwe universiteit in Nederland wil beginnen dan is daar in de
toekomst een wetswijziging voor nodig. Daarom is het afschaffen van de aangewezen
instelling en daarmee van het verlenen van het recht op promotie een inbreuk
op het streven naar een open bestel voor het Nederlandse hoger onderwijs.
Op het gebied van het open bestel loopt nog een experiment en de resultaten
daarvan dienen afgewacht te worden. Daarom wordt door middel van dit amendement
een algemene regeling getroffen voor de rechtspersonen voor hoger onderwijs,
waardoor het promotierecht ook in de toekomst verleend kan worden aan nieuwe
instellingen.
Zijlstra
Van der Ham