nr. 19
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel BW, wordt artikel 7.51 als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, derde volzin, komt te luiden: De financiële
ondersteuning is niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene geniet
uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou
hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen
maken.
2. Het vierde lid, vierde volzin, vervalt.
3. Het zevende lid komt te luiden:
7. In aanvulling op de voorzieningen, bedoeld in het eerste tot en
met zesde lid, kan een voorziening voor financiële ondersteuning worden
getroffen, die samen met de financiële ondersteuning ingevolge de voorzieningen,
bedoeld in het eerste tot en met zesde lid, hoger is dan de studiefinanciering
die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering
2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of
zou hebben mogen maken. Deze aanvulling wordt verstrekt onder de benaming:
voorziening voor aanvullende ondersteuning.
4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Het instellingsbestuur onderscheidenlijk Onze minister deelt de
student schriftelijk de hoogte van de financiële ondersteuning, bedoeld
in het eerste tot en met zevende lid, mee waarbij het bedrag van de aanvullende
ondersteuning, bedoeld in het zevende lid, afzonderlijk wordt vermeld. Voorts
legt het instellingsbestuur onderscheidenlijk Onze minister de aan de student
verstrekte financiële ondersteuning vast in zijn administratie, onder
vermelding van het burgerservicenummer van de student en de hoogte van het
toegekende bedrag waarbij de hoogte van de aanvullende ondersteuning, bedoeld
in het zevende lid, afzonderlijk wordt vermeld.
B
Artikel IVA komt te luiden:
ARTIKEL IVA. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING
2001
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 3.104, onderdeel e, wordt «de artikelen 7.51,
eerste tot en met zesde lid, 7.51a en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen 7.51, eerste
tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek.
B. In artikel 6.14, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen
7.51, eerste tot en met zesde lid, 7.51a en 17.10 van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen
7.51, eerste tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek.
Toelichting
In de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn bepaalde uitkeringen die op grond
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden verstrekt
vrijgesteld van inkomstenbelasting. Vanwege de invoering van het profileringsfonds
en de daarmee samenhangende wijzigingen in de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek moeten enkele bepalingen in de Wet inkomstenbelasting
2001 worden gewijzigd. Hiertoe zijn enkele wijzigingen opgenomen in de tweede
nota van wijziging. De daarin voorgestelde aanpassingen blijken echter niet
toereikend. Verder is in de tweede nota van wijziging geregeld dat uitkeringen
op basis van artikel 3.3, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek onder de vrijstelling van artikel 3.104, onderdeel
e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden gebracht. Uitkeringen op basis
van artikel 3.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
kunnen oplopen tot 115% van het minimumloon, en vallen reeds onder
de loonbelasting. Artikel 3.104, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting
2001 is voor dergelijke uitkeringen niet bedoeld. Met deze derde nota van
wijziging worden in overleg met de staatssecretaris van Financiën de
benodigde wijzigingen aangebracht en wordt voornoemde omissie hersteld.
Onderdeel A
De Wet inkomstenbelasting 2001 bevat een vrijstelling voor een aantal
specifiek benoemde uitkeringen die ten behoeve van de studie worden verstrekt.
Het gaat hierbij om uitkeringen die niet hoger zijn dan de studiefinanciering
die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering
2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of
zou hebben mogen maken. Op basis van het voorgestelde artikel 7.51 van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is het mogelijk uitkeringen
te verstrekken die uitgaan boven de hiervoor opgenomen grens. Het meerdere
dient derhalve te worden belast. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid is het
noodzakelijk dat een voor alle betrokkenen duidelijke splitsing wordt aangebracht
tussen het belaste deel en het onbelaste deel van de uitkering. In verband
daarmee is in de tweede nota van wijziging voorgesteld in genoemd artikel
7.51 de aanvulling op te nemen dat aan het bedrag van de voorziening dat boven
de hiervoor opgenomen grens uitgaat een afzonderlijke benaming
wordt toegekend: de «voorziening voor aanvullende ondersteuning».
Bij deze – derde – nota van wijziging wordt aanvullend voorgesteld,
dat de student schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van de verstrekte tegemoetkoming
alsmede van de splitsing in het belaste en onbelaste deel. Ook moet de verstrekking
van de ondersteuning, met afzonderlijke vermelding van de aanvullende ondersteuning,
in de administratie worden vastgelegd.
Onderdeel B
Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van het voorstel van wet wordt
bewerkstelligd dat uitkeringen die op basis van artikel 3.3, tweede lid, van
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden verstrekt,
niet onder de vrijstelling van artikel 3.104, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting
2001 worden gebracht, maar net als thans belast blijven. Hiermee wordt de
in de tweede nota van wijziging op dit punt abusievelijk opgenomen wijziging
teruggedraaid.
Deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk