31 810
Uitvoering van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58)

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID DE ROON

Ontvangen 18 juni 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Aan artikel 248 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De op het feit gestelde gevangenisstraf wordt met een derde verhoogd indien een feit omschreven in de artikelen 240b, 243 tot en met 247, 248a, 248b en 249, voor zover het feit valt onder de omschrijving van de artikelen 18 en 20 van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58), onder een van de volgende omstandigheden plaatsvindt:

a. het feit wordt voorafgegaan door of gaat gepaard met folteringen of ernstige geweldpleging;

b. het feit wordt gepleegd met een slachtoffer dat in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;

c. het feit wordt gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte;

d. het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

e. het feit wordt gepleegd in het kader van een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Toelichting

Artikel 28 van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58) (hierna: Verdrag) legt de verplichting op om te voorzien in strafverzwarende omstandigheden bij de in het Verdrag strafbaar gestelde gedragingen. Met betrekking tot seksueel misbruik van kinderen en kinderpornografie, geregeld in artikel 18 en 20 van het Verdrag, zijn de strafverzwarende omstandigheden van artikel 28 van het Verdrag gefragmenteerd of onvoldoende geregeld in het Wetboek van Strafrecht. Dit amendement ziet op het op een eenduidige wijze regelen van de strafverzwarende omstandigheden.

De reikwijdte van de strafverzwarende omstandigheden is beperkt tot de werkingssfeer van artikel 18 en 20 van het Verdrag door de strafverhoging bij de artikelen van het Wetboek van Strafrecht te beperken tot die gevallen die onder de omschrijving van de artikelen uit het Verdrag vallen.

Het voorgestelde artikel 248, derde lid, onderdeel e, van het Wetboek van Strafrecht ziet op de omstandigheid dat het strafbare feit is gepleegd in het kader van een criminele organisatie. Door middel van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is deelname aan een criminele organisatie op zichzelf ook strafbaar gesteld, maar daarmee is nog niet voorzien in een strafverzwarende omstandigheid. Met dit amendement is handelen in het kader van een criminele organisatie bij seksueel misbruik van kinderen of kinderpornografie wel een strafverzwarende omstandigheid.

De Roon

Naar boven