nr. 57
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER HAM EN JASPER
VAN DIJK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel U, komt in het derde punt artikel 2.32, tweede
lid, onderdeel a te luiden:
a. blijkens de evaluatie, bedoeld in artikel 2.184, derde lid, onvoldoende
heeft bijgedragen aan de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk
niveau door de wijze waarop hij uitvoering heeft gegeven aan zijn publieke
taak, bedoeld in artikel 2.24, tweede lid, onderdeel b, onderscheidenlijk
artikel 2.28, tweede lid, onderdeel b;.
II
Artikel I, onderdeel Ua, komt te luiden:
Ua
Artikel 2.33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «2.28, tweede lid»
ingevoegd: , dan wel niet voldoet aan de artikelen 2.25, eerste volzin, onderdeel
c, en tweede volzin, en 2.26, eerste volzin, onderdeel c, en tweede volzin.
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het
tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Onze Minister kan een erkenning of voorlopige erkenning intrekken,
als bij de nieuwe evaluatie bedoeld, in artikel 2.184, derde lid, is vastgesteld
dat een omroepvereniging of de educatieve media-instelling onvoldoende heeft
bijgedragen aan de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk niveau
door de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de publieke taak, bedoeld
in artikel 2.24, tweede lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 2.28,
tweede lid, onderdeel b. Artikel 2.31 is van overeenkomstige toepassing. Een
besluit als bedoeld in de eerste volzin voorziet in het tijdstip
met ingang waarvan de erkenning of voorlopige erkenning wordt ingetrokken.
Dit tijdstip is niet later dan één jaar na de bekendmaking van
het besluit, bedoeld in de eerste volzin.
III
In artikel I wordt na onderdeel PPPa een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
PPPb
Aan artikel 2.184 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Als in de rapportage, bedoeld in artikel 2.186, eerste lid, is
vastgesteld dat een omroepvereniging of de educatieve media-instelling onvoldoende
heeft bijgedragen aan de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk
niveau door de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de publieke taak,
bedoeld in artikel 2.24, tweede lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel
2.28, tweede lid, onderdeel b, vindt in afwijking van het tweede lid in elk
geval binnen twee jaar na het tijdstip waarop deze rapportage is uitgebracht,
een nieuwe evaluatie plaats van de wijze waarop de desbetreffende omroepvereniging
of de educatieve media-instelling uitvoering geeft aan deze publieke taak.
Toelichting
Dit amendement regelt dat de minister een aanvraag voor een erkenning
kan afwijzen dan wel een erkenning kan intrekken op basis van twee slechte
evaluaties. Na één slechte evaluatie, wordt de omroep binnen
twee jaar opnieuw geëvalueerd. Voordat de minister besluit om een erkenning
in te trekken dan wel een aanvraag voor een erkenning af te wijzen, moeten
de Raad voor Cultuur, het Commissariaat van de media en het NPO om advies
gevraagd worden. Het tijdstip van intrekking mag maximaal één
jaar na het intrekkingsbesluit liggen.
Van der Ham
Jasper van Dijk