31 803
Meervoudige nationaliteit

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2008

Hierbij zend ik u het advies «Nederlanderschap in een onbegrensde wereld» van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en de voorstudies die hierbij zijn verricht, die ik op 28 oktober 2008 heb ontvangen1. Het advies bevat aanbevelingen over het Nederlandse beleid inzake meervoudige nationaliteit. De ACVZ heeft een duidelijke eigen visie terzake verwoord en verantwoord.

De ACVZ formuleert de volgende drie aanbevelingen:

1. Aansluiting te zoeken bij de meerderheid van de Europese landen die het bij de verwerving van nationaliteit niet meer van belang achten of daardoor meervoudige nationaliteit optreedt;

2. Het bevorderen van een betere onderlinge afstemming van de nationaliteitswetgevingen in Europa, waarbij aansluiting dient te worden gezocht bij bestaande initiatieven van de Raad van Europa;

3. De remigratieregeling aan te passen in die zin dat geen afstand van de Nederlandse nationaliteit vereist is bij remigratie en dat mogelijk misbruik van de remigratiesubsidie wordt voorkomen.

De visie van het kabinet op meervoudige nationaliteit heb ik aan uw Kamer uiteengezet bij brief van 12 oktober 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 30 166 (R 1795), nr. 25). In deze brief heb ik een nieuw voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap aangekondigd, waarin onder meer aandacht zal worden besteed aan de afstandseis bij naturalisatie en optie. Over dit voorstel is reeds met de Vaste Commissie voor Justitie gesproken op 31 januari 2008. Het kabinet houdt vast aan de lijn zoals in voornoemde brief is uiteengezet. Het voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap zal naar verwachting voor het einde van 2008 aan uw Kamer worden aangeboden. Ik stel voor de aanbevelingen van de ACVZ over meervoudige nationaliteit in het kader van dit voorstel met uw Kamer te bespreken.

De ACVZ geeft aan dat in de Europese landen uiteenlopend gedacht wordt over meervoudige nationaliteit. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer naar aanleiding van de motie Kamp heb geschreven, zijn deze verschillen in benadering dermate groot, dat het niet zinvol lijkt om op dit punt een poging te doen tot harmonisatie of nieuwe internationale afspraken (Kamerstukken II, 2007/08, 30 166 (R 1795), nr. 31). Het kabinet is niet voornemens de afstandseis los te laten. Internationale afspraken waarin wel afstand wordt gedaan van de afstandsverplichting, acht ik gelet op dit Nederlandse standpunt niet opportuun.

Dit neemt niet weg dat op harmonisatie van het nationaliteitsrecht op andere punten zinvol kan zijn. Met het Europees Verdrag inzake Nationaliteit (Trb. 1998, nr. 10), waarbij Nederland partij is, is hiertoe een belangrijke stap gezet. Nederland zal bij verdergaande harmonisatie actief betrokken blijven. Een voorbeeld hiervan is het Europees Verdrag inzake Statenopvolging en Staatloosheid (CETS 200), eveneens tot stand gekomen binnen het kader van de Raad van Europa. Nederland is voornemens dit verdrag te ondertekenen en ratificatie te bevorderen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven