nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2008
Tijdens de conferentie «Voorzorg voor nabestaanden» van de
Sociale Verzekeringsbank op 1 december jongstleden heb ik de vraag opgeworpen
of nabestaanden ermee geholpen zijn om alleen een uitkering te ontvangen,
of dat die hulp verder zou moeten gaan. Daarbij heb ik de gedachte uitgesproken
om nabestaanden met een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
eerder dan nu het geval is te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Mijn drijfveer
hierbij is dat het geen sociaal beleid is om mensen alleen een uitkering te
geven, en verder niet te ondersteunen bij hun participatie in de maatschappij.
Mensen zijn beter af met een betaalde baan. Dit geldt ook voor mensen die
een persoonlijk verlies hebben geleden omdat zij hun partner hebben verloren.
Ik ben mij er terdege van bewust dat nabestaanden als gevolg van dit grote
persoonlijke verlies een kwetsbare groep zijn. Het is daarom goed dat we een
discussie voeren over de Algemene Nabestaandenwet. Maar het is uiteraard noodzakelijk
dat we die discussie zorgvuldig voeren. We hebben voor nabestaanden een volksverzekering
die een inkomen op minimumniveau garandeert, met een ruime vrijlating van
arbeidsinkomen en zonder vermogenstoets. Ik wil voorop stellen dat het niet
mijn bedoeling is te tornen aan uitkeringsrechten. Nabestaanden houden recht
op hun uitkering tot hun kind 18 jaar is. Ook is het niet mijn bedoeling de
inkomensvrijlating en het afwezig zijn van een vermogenstoets te veranderen.
Helder moet zijn dat op enig moment een geleidelijke terugkeer naar de arbeidsmarkt
aan de orde is. Met mijn voorstel wil ik de financiële solidariteit uit
de Algemene nabestaandenwet koppelen aan geleidelijke ondersteuning richting
arbeidsmarkt.
Op dit moment komen nabestaanden met een kind jonger dan 18 jaar in aanmerking
voor een nabestaandenuitkering. Zodra het kind de 18-jarige leeftijd bereikt,
is de nabestaande bij onvoldoende andere inkomsten aangewezen op de bijstand,
met alle problemen van dien. Er zijn nabestaanden die wanneer hun kind 18
jaar is geworden een fors aantal jaren niet aan het arbeidsproces hebben deelgenomen.
Deze nabestaanden vinden vanwege hun leeftijd en beperkte werkervaring
moeilijk de weg naar de arbeidsmarkt.
De kans voor deze nabestaanden op de arbeidsmarkt is vele malen groter
wanneer de ondersteuning en begeleiding hiernaartoe eerder worden gestart.
Deze ondersteuning kan bestaan uit hulp bij solliciteren of het bieden van
scholingsmogelijkheden.
Uiteraard staat het hoofd van nabestaanden kort na het overlijden van
een partner niet naar werk of scholing. Maar ik denk dat na verloop van tijd
-tijdens de conferentie heb ik gesproken over twee jaar, wat een denkrichting
kan zijn in combinatie met het zoeken naar aansluiting bij de Wet verbetering
arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders- de mogelijkheden hiertoe kunnen
worden verkend. Maatwerk is hierbij essentieel. Een aanpak van rechten en
plichten zoals gemeenten in de sfeer van de Wet Werk en Bijstand hanteren,
is naar mijn mening een goede optie. We combineren een plicht tot solliciteren
en re-integratie met de mogelijkheden voor ontheffing. Zo zullen nabestaanden
met een kind onder de vijf jaar op verzoek ontheven kunnen worden van de sollicitatieplicht.
Een dergelijk samenstel van rechten en plichten zou naar mijn mening alleen
moeten gelden voor toekomstige nabestaanden. Voor personen die nu al een uitkering
krijgen verandert er niets. Wel kunnen ook zij vragen om steun bij re-integratie.
Het kabinetsbeleid is gericht op het bevorderen van participatie, zoals
blijkt uit verschillende voorstellen van het kabinet die uw Kamer hebben bereikt.
De ideeën met betrekking tot de Anw sluiten hier op aan. Dit plan zal
uiteraard de geëigende procedure moeten doorlopen.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. Aboutaleb