31 795
Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning, wat betreft de wijze waarop een aanspraak bestaat op een individuele voorziening en enige andere wijzigingen

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet maatschappelijke ondersteuning te wijzigen, wat betreft de wijze waarop een aanspraak op een individuele voorziening bestaat, daarin een verplichting voor het college van burgemeester en wethouders op te nemen om op begrijpelijke wijze inlichtingen te verstrekken over de keuze tussen de verschillende wijzen waarop een aanspraak tot gelding kan worden gebracht, alsmede te voorzien in een overlegverplichting voor aanbieders van huishoudelijke verzorging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, eerste lid komt te luiden:

1. De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet regels over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en over de voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op een individuele voorziening daarvoor in aanmerking komen.

B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die een aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een daarmee vergelijkbare en toereikende voorziening anders dan in natura. Een voorziening anders dan in natura wordt niet verstrekt indien hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

2. Indien een persoon gekozen heeft voor een individuele voorziening in natura, dan wordt hem deze voorziening door of namens het college van burgemeester en wethouders verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders laat de voorziening in natura zoveel mogelijk door derden verrichten. Indien een derde de voorziening in natura verricht, draagt het college van burgemeester en wethouders er zorg voor dat op de persoon, die de voorziening in natura ontvangt, geen werkgevers- of opdrachtgeversverplichtingen komen te rusten.

3. Een individuele voorziening anders dan in natura wordt door het college van burgemeester en wethouders als bedrag aan de persoon die aanspraak heeft op een individuele voorziening verstrekt.

C

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

Het college van burgemeester en wethouders licht de personen, bedoeld in artikel 6, derde lid, begrijpelijk in over de gevolgen van de keuze voor een individuele voorziening anders dan in natura.

D

Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:

1. Op de voorziening anders dan in natura en de financiële tegemoetkomingen is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

E

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

1. Degene die in opdracht van het college van burgemeester en wethouders huishoudelijke verzorging gaat verlenen aan personen die daarop aanspraak hebben, treedt met degenen die vóór hem in opdracht van het college van burgemeester en wethouders huishoudelijke verzorging hebben verleend in overleg over de overname van het betrokken personeel.

2. Het college van burgemeester en wethouders ziet erop toe dat het in het eerste lid bedoelde overleg plaatsvindt.

F

Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, voor zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening in natura of een individuele voorziening anders dan in natura en niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage is verschuldigd.

ARTIKEL II

1. Artikel I, onderdelen A tot en met D en F, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Artikel I, onderdeel E, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven