nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 12 januari 2009
In het voorstel van wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
In artikel I worden na onderdeel B twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 3.17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «naar de maatstaf van 1 januari
2004 van € 12 148,–» vervangen door: van € 13 215,83.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Indien een studerende in een kalenderjaar meerinkomen heeft, is
die studerende aan de IB-Groep een bedrag ter grootte van het meerinkomen
verschuldigd, met dien verstande dat dit bedrag niet groter kan zijn dan de
som van de met betrekking tot dat kalenderjaar aan die studerende toegekende
bedragen aan:
a. basisbeurs,
b. aanvullende beurs, en
c. voor iedere maand waarin hij op enig moment beschikte over de
reisvoorziening, het bedrag gelijk aan eentwaalfde deel van de waarde van
de reisvoorziening, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, vermenigvuldigd met
het aantal maanden waarover met inachtneming van het vijfde lid het toetsingsinkomen
is berekend.
Bb
In artikel 3.17, eerste lid, wordt voor «van € 13 215,83»
ingevoegd: naar de maatstaf van 1 januari 2011.
B
Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:
I
Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin vervalt: 3.17, eerste lid,.
2. De laatste volzin wordt geschrapt.
3. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. De bedragen maximale aanvullende beurs/lening in de kolom hoger
onderwijs, genoemd in overzicht 2 van artikel 3.18, worden voor de studiejaren
2009–2010 tot en met 2018–2019 jaarlijks op 1 september verhoogd
met een bedrag van € 1,84. Het bedrag basislening in de kolom hoger
onderwijs, genoemd in overzicht 2 van artikel 3.18, wordt gelijktijdig met
hetzelfde bedrag verlaagd.
3. De aangepaste bedragen treden in de plaats van de in het eerste
en tweede lid bedoelde, aan te passen bedragen.
C
In artikel I, wordt na onderdeel I een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia
In artikel 11.1, eerste lid, wordt na «3.9, derde lid» ingevoegd:
3.17, eerste lid,.
Toelichting
In het wetgevingsoverleg van 8 december 2008 is vanuit de Tweede
Kamer verzocht om de introductie van een zogenaamde «glijdende schaal»
bij de bijverdiengrens in de studiefinanciering mee te nemen in het wetsvoorstel
inzake de collegegeldverhoging, aanvullende beurs en de terugbetaling van
studieschulden. Daardoor kan deze met ingang van 1 januari 2010 worden
ingevoerd waarbij de bijverdiengrens zelf gedurende twee jaar niet wordt geïndexeerd.
Met deze nota van wijziging wordt aan dat verzoek voldaan.
In mijn brief van 31 oktober 2008 heb ik de Tweede Kamer over deze
mogelijkheid geïnformeerd. Een glijdende schaal houdt in dat een studerende
die meer dan de bijverdiengrens heeft bijverdiend nooit een hogere vordering
hoeft te betalen dan het bedrag waarmee de bijverdiengrens is overschreden.
De vordering wordt ook nooit meer dan het bedrag dat de studerende heeft ontvangen
aan basisbeurs, aanvullende beurs en de waarde van de OV-studentenkaart samen.
Nu is het nog zo dat iemand die bijvoorbeeld € 100 over de bijverdiengrens
heen is gegaan, studiebeurs heeft ontvangen en het hele jaar een OV-studentenkaart
heeft gehad, een vordering krijgt opgelegd van € 100 voor de studiebeurs
en daarnaast 12 maanden keer € 78 voor de OV-studentenkaart, in
totaal € 1036. Na invoering van die «glijdende schaal»
bestaat de vordering in dit voorbeeld alleen uit de € 100 waarmee
de bijverdiengrens is overschreden. Het twee jaar niet indexeren van de bijverdiengrens
houdt in dat de bijverdiengrens in absolute termen drie jaar lang hetzelfde
bedrag blijft. Rekening houdend met loon- en prijsontwikkelingen betekent
dit in feite een geleidelijke verlaging van de bijverdiengrens. Hierdoor wordt
de invoering van de glijdende schaal financieel neutraal. Omdat de bijverdiengrens
drie jaar lang hetzelfde bedrag is, kunnen studerenden hier goed
op anticiperen. De wijzigingen zijn uitvoerbaar voor de IB-Groep.
Het eerste lid van de artikelen 3.17 en 11.1 wordt zodanig gewijzigd dat
de bijverdiengrens in plaats van een jaarlijks te indexeren bedrag een vast
bedrag wordt, dat drie jaar geldt. De jaarlijkse verhoging van € 1,84
voor de studiejaren 2009–2010 tot en met 2018–2019 is in deze
nota van wijziging onveranderd gebleven. Omdat indexering vanaf 2012
wel weer moet gebeuren, zijn in de onderdelen Bb en Ia wijzigingen opgenomen
die de gangbare indexering weer laten hervatten. Deze onderdelen moeten op
een later moment dan de andere onderdelen inwerkingtreden. Dit laatste kan
niet met deze nota van wijziging zelf worden geregeld, omdat inwerkingtreding
van het wetsvoorstel plaatsvindt bij Koninklijk Besluit. Bij het opstellen
van dit Koninklijk Besluit zal rekening worden gehouden met de afwijkende
inwerkingtredingsdatum voor deze onderdelen, zodat vanaf 2012 de bijverdiengrens
weer jaarlijks wordt aangepast aan de hand van de loon- en prijsontwikkelingen.
Het zevende lid van artikel 3.17 wordt zodanig gewijzigd dat de studerende
aan de IB-Groep het meerinkomen is verschuldigd tot aan maximaal het bedrag
aan de toegekende basisbeurs, aanvullende beurs en de waarde van de OV-studentenkaart
samen. Het meerinkomen is het toetsingsinkomen verminderd met een vrije voet
van € 13 215,83 (2009). Deze vrije voet is de bijverdiengrens.
Daarmee is de studerende geen apart bedrag voor de OV-studentenkaart meer
aan de IB-Groep verschuldigd en hoeft de studerende ook niet meer te betalen
dan het bedrag dat hij aan beurs en de waarde van de OV-studentenkaart heeft
ontvangen.
Deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk