31 789
Staatsdeelnemingen Fortis en ABN AMRO

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2009

In het algemeen overleg van donderdag 2 juli werd over de toekomst van ABN AMRO en Fortis Bank gesproken (31 789, nr. 16). Ten aanzien van het Credit Relief Instrument (CRI) maakte de heer Irrgang (SP) de vergelijking met de Illiquid back-up facility voor ING. In deze Illiquid back-up facility werden in de base- en stress case aannames voor werkloosheidspercentages gebruikt die hun uitwerking hebben op het wanbetalingrisico. De heer Irrgang vroeg naar de werkloosheidsaanname onderliggend aan het model dat mogelijke verliezen op de ABN Amro hypotheekportefeuille berekent. Ter beantwoording stuur ik u de volgende toelichting.

Het model gebruikt werkloosheid niet als variabele voor te verwachten hypotheekverliezen. Werkloosheid als zodanig resulteert niet noodzakelijkerwijs in een direct verlies op een hypotheek, zolang de waarde van het huis maar voldoende is om de hypotheek af te betalen uit de verkoopopbrengst. Ter vergelijking met ING illiquid asset back-up facility is het in de VS niet zo dat restschulden uit hypotheekverplichtingen bij de leningnemer blijven hangen, zoals dat in Nederland wel het geval is. In geval van betalingsproblemen, bijvoorbeeld als gevolg van werkloosheid, is er in de VS een sterkere prikkel om «afscheid» te nemen van de hypotheek en de woning. Het gevolg is dat werkloosheid in de VS sneller tot hypotheekverliezen leidt bij de leningverstrekker dan in Nederland. De onderliggende aannames voor de modellen voor de verschillende markten zijn daarom niet één op één met elkaar te vergelijken.

Voor de Nederlandse markt wordt de huisprijsindex in plaats van werkloosheid door UBS erkend als de variabele met de sterkste correlatie met de te verwachten verliezen. De huisprijs in Nederland is dan ook als sturende variabele gebruikt.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven