31 775
Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 april 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 6, tweede lid, wordt «hoofdstuk 2 of 3 Wet sociale werkvoorziening» vervangen door: hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening.

II

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor jongeren die gehuwd zijn en geen te hunnen laste komende kinderen hebben en waarvan een echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 21 tot en met 26 jaar bevindt en de andere zich in de leeftijdscategorie van 27 jaar of ouder bevindt, geldt evenwel de norm, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. In afwijking van het derde lid wordt, indien gehuwden een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben en een van de gehuwden algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ontvangt, die algemene bijstand in mindering gebracht op:

a. de norm, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, indien de jongste echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 18 tot en met 20 jaar bevindt;

b. de norm, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, indien de jongste echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 21 tot en met 26 jaar bevindt.

III

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na «27,» ingevoegd: 28, eerste lid, onderdelen c en e, en tweede lid, onderdelen c en e,.

2. In het vierde lid wordt «artikel 28, eerste lid, en 29, eerste lid, onderdeel b,» vervangen door: de artikelen 28, eerste lid, onderdelen a, b en d, en tweede lid, onderdelen a, b, en d, en 29, eerste lid, onderdeel b,.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien een van de gehuwden geen recht op inkomensvoorziening heeft, wordt zijn inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het inkomen van de gehuwden tezamen, met inbegrip van de inkomensvoorziening die zou worden verleend indien zijn inkomen niet in aanmerking wordt genomen, meer zou bedragen dan:

a. indien de echtgenoot die geen recht heeft op inkomensvoorziening jonger is dan 27 jaar, de norm voor gehuwden die van toepassing zou zijn geweest indien beide echtgenoten recht op inkomensvoorziening zouden hebben;

b. indien de echtgenoot die geen recht heeft op inkomensvoorziening 27 jaar of ouder is:

1°. indien de gehuwden geen te hunnen laste komende kinderen hebben:

a. indien de jongste echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 18 tot en met 20 jaar bevindt, de norm, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b;

b. indien de jongste echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 21 tot en met 26 jaar bevindt, de norm, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel d;

2°. indien de gehuwden een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben:

a. indien de jongste echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 18 tot en met 20 jaar bevindt, de norm, bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel b;

b. indien de jongste echtgenoot zich in de leeftijdscategorie van 21 tot en met 26 jaar bevindt, de norm, bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel d.

4. In het zesde lid wordt «de artikelen 26 en 27» vervangen door: artikel 28, derde lid,.

IV

In artikel 36, tweede lid, wordt «zijn in aanmerking te nemen inkomen» vervangen door: het in aanmerking te nemen inkomen.

V

In het in artikel 60 voorgestelde tweede lid van artikel 475d wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel j vervangen door een punt.

VI

Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87 Verantwoording gemeenten en uitvoeringsbeeld

1. Het college legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van deze wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

2. Het college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering in.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van de uitvoering.

VII

In artikel 88, vierde lid, wordt «en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de uitvoering,.

Toelichting

Onderdelen I en V

Dit betreffen technische omissies die hierbij hersteld worden.

Onderdelen II en III

In de onderdelen II en III worden de artikelen over de van toepassing zijnde normen voor gehuwden (artikel 28) en het daarbij in aanmerking te nemen inkomen (artikel 35) aangepast. Deze aanpassingen zijn technisch van aard en zijn niet bedoeld om materiële wijzigingen aan te brengen in de van toepassing zijnde normen of het in aanmerking te nemen inkomen.

Artikel 28, derde lid:

In artikel 28, derde lid, staat dat voor de jongere die gehuwd is, maar waarvan de echtgenoot geen recht op inkomensvoorziening heeft, de norm voor alleenstaande of alleenstaande ouders van toepassing is. Echter, indien één echtgenoot 21 of 22 jaar is en de gehuwden tezamen geen ten laste komende kinderen hebben, dient niet de norm genoemd in artikel 26, onderdeel b, van toepassing te zijn, maar de norm, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel e. Dit wordt met deze wijziging gecorrigeerd.

Artikel 28, vierde lid:

Ingeval één van de gehuwden algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangt, betreft het een persoon die 27 jaar of ouder is. Het recht op algemene bijstand wordt immers met voorliggend wetsvoorstel uitgesloten voor personen jonger dan 27 jaar en het recht op een werkleeraanbod met eventueel inkomensvoorziening is uitgesloten voor personen van 27 jaar en ouder. Dit heeft tot gevolg dat in het voorliggende wetsvoorstel er geen van toepassing zijnde gehuwdennorm is opgenomen voor gehuwden waarvan één jonger is dan en één gelijk aan of ouder is dan 27 jaar. De norm opgenomen in artikel 28, eerste lid, onderdeel e, en artikel 28, tweede lid, onderdeel e, komt overeen met 50% respectievelijk 70% van het wettelijk netto minimumloon en voorkomt dat aan de persoon van 27 jaar en ouder een inkomensvoorziening op grond van onderhavig wetsvoorstel wordt toegekend.

Met de voorliggende wijziging wordt daarom voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, verwezen naar de gehuwdennormen, bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdelen b en d. Gekozen is te verwijzen naar deze onderdelen, omdat de normen voor 27 jaar en ouder op grond van de WWB aansluiten bij de normen van 21–26 in voorliggend wetsvoorstel. In de onderdelen b en d is altijd een van de echtgenoten 21–26 jaar.

Artikel 35, derde en vierde lid:

In artikel 35, derde lid, werd het in aanmerking te nemen inkomen van de echtgenoten tezamen zonder kinderen in mindering gebracht op de van toepassing zijnde gehuwdennorm. Ook in het tweede lid van artikel 28 is sprake van een van toepassing zijnde gehuwdennorm, op welke norm het in aanmerking te nemen inkomen van de echtgenoten tezamen met kinderen in mindering dient te worden gebracht. Hetgeen vermeldt staat in het gewijzigde vierde lid geldt niet voor de onderdelen c en e van het eerste en tweede lid van artikel 28, aangezien daar de daar genoemde normen overeenkomen met 50% respectievelijk 70% van het netto minimumloon. Het in aanmerking te nemen inkomen van de jongere zelf dient wel hierop in mindering te worden gebracht. Daartoe strekt de wijziging van het derde lid. Op welke wijze in deze situatie omgegaan dient te worden met het inkomen van de echtgenoot van 27 jaar en ouder wordt geregeld in het vijfde lid.

Artikel 35, vijfde lid:

Niet voor alle situaties kon worden verwezen naar de norm die van toepassing zou zijn geweest indien de niet-rechthebbende echtgenoot wel recht zou hebben gehad. Dit kan alleen voor de niet-rechthebbende echtgenoten onder de 27 jaar (onderdeel a).

In onderdeel b zijn de normen opgenomen voor de niet-rechthebbende echtgenoten van 27 jaar en ouder. Deze normen zijn van toepassing om te bepalen of en zo ja, in hoeverre, het inkomen van de niet-rechthebbende echtgenoten van 27 jaar en ouder in aanmerking dient te worden genomen. Zie ook de toelichting op artikel 28, vierde lid.

Artikel 35, zesde lid:

De verwijzing naar het derde lid van artikel 28 leidt ertoe dat indien één echtgenoot 21 of 22 jaar is en de gehuwden tezamen hebben geen ten laste komende kinderen, niet de norm genoemd in artikel 26, onderdeel b geldt, maar de norm genoemd in artikel 28, eerste lid onderdeel e. Zie ook de toelichting bij artikel 28, derde lid. Voor het overige wordt bij de toepassing van dit lid geen wijziging beoogd.

Onderdeel IV

De hoogte van een voorschot is afhankelijk van onder andere de norm voor de inkomensvoorziening die naar verwachting op de jongere van toepassing zal zijn. Dit kan ook een norm voor gehuwden betreffen. Indien dat laatste het geval is, moet niet alleen met het in aanmerking te nemen inkomen van de jongere rekening gehouden worden, maar ook met het in aanmerking te nemen inkomen van de echtgenoot. Dit is verduidelijkt door van «het ...inkomen» in plaats van «zijn...inkomen» te spreken.

Onderdelen VI en VII

Bij Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere regels over uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke uitkeringen (Stb. 312) is het beginsel van single information & single audit (sisa) landelijk ingevoerd voor alle specifieke uitkeringen. In de relatie tussen Rijk en gemeenten betekent dit dat de verantwoordingsinformatie van het college aan de gemeenteraad tevens dienstbaar is als verantwoording van het gemeentebestuur aan het Rijk (single information) én dat vervolgens de jaarrekeningcontrole van de gemeenteaccountant ook voor het Rijk voldoende is (single audit). Voorzover de jaarrekening onvoldoende informatie verschaft voor het beheer van de specifieke uitkeringen door het Rijk, verstrekken gemeenten via een bijlage bij de jaarrekening hiervoor aanvullende informatie. Gemeenten zenden hun verantwoordinginformatie uiterlijk 15 juli over het voorafgaande jaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die de ontvangen informatie op zijn beurt doorzendt aan de betreffende departementen.

Met de invoering van sisa is de in de WWB en aanverwante inkomensregelingen opgenomen aanduiding «voorlopig verslag van de uitvoering» gewijzigd in «beeld van de uitvoering». De strekking is ongewijzigd gebleven, namelijk dat gemeenten voorlopige gegevens aanleveren die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nodig heeft voor ondermeer ramingen in het kader van de Voorjaarsnota en de verantwoording aan het parlement over de uitputting van de beschikbaar gestelde re-integratiemiddelen.

Met deze wijzigingen wordt aangesloten bij de sisa-systematiek en de hiermee verband houdende andere naamgeving.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Naar boven