31 775
Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren)

nr. 23
AMENDEMENT VAN DE LEDEN SPEKMAN EN ORTEGA-MARTIJN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 141

Ontvangen 14 april 2009

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. indien hij zich in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot en met 26 jaar bevindt: € 636,69.

2. Onderdeel c vervalt.

II

In artikel 28, derde lid, vervalt de tweede zin.

III

Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a Alleenstaande van 21 of 22 jaar

1. Het college kan de toeslag, bedoeld in artikel 30, voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar afwijkend vaststellen voorzover het van oordeel is dat, gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte van deze toeslag een belemmering kan vormen voor de aanvaarding van arbeid.

2. Onder het minimumjeugdloon bedoeld in het eerste lid wordt verstaan het voor de desbetreffende leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verminderd met de daarover verschuldigde loonheffing en de daarover verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet.

IV

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In deze verordening stelt de gemeenteraad in elk geval vast dat:

a. onverminderd de artikelen 32, 33 en 33a, de toeslag, bedoeld in artikel 30, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt bepaald op het in dat artikel genoemde maximumbedrag;

b. jegens een jongere niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 33 en 33a, eerste lid.

2. In het derde lid wordt «33» vervangen door: 33a.

Toelichting

Dit amendement heeft betrekking op de hoogte van de inkomensvoorziening in het kader van het wetsvoorstel Wet investeren in jongeren (WIJ) voor de groep alleenstaande jongeren van 21 en 22 jaar. Het normbedrag voor deze groep is in de WIJ lager vastgesteld dan in de Wet werk en bijstand (WWB).

Het amendement stelt het normbedrag voor alleenstaande jongeren van 21 en 22 jaar gelijk met dat in de WWB. Daarmee is gewaarborgd dat voor alle groepen jongeren het bijstandsniveau uit die WWB geldt.

De WIJ voorziet in een werkleerplicht voor jongeren tot 27 jaar. Ten opzichte van de WWB is sprake van een zogenoemde paradigmawisseling. Het uitgangspunt is dat de jongere werkt of leert; is dat niet mogelijk, dan is er recht op bijstand. Met de wet is niet beoogd om een bijstandsverlaging door te voeren, vandaar dat voor alle jongeren de bijstandsnorm uit de WWB onverkort moet blijven gelden.

Voor personen jonger dan 23 jaar gelden leeftijdsgerelateerde minimumjeugdlonen. Om werkloosheidsvaleffecten te voorkomen, dient er een juiste afstemming te zijn tussen de verdiencapaciteit van jongeren en de bijstandsnormen. Artikel 33a biedt het college van B&W de mogelijkheid om de toeslag voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar lager vast te stellen als zij van oordeel zijn dat, gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte daarvan zodanig is, dat de uitstroom naar de arbeidsmarkt zou worden belemmerd.

Onderdeel b van het tweede lid van artikel 34 beoogt de non-cumulatie van de verlaging voor schoolverlaters ingevolge artikel 33, en de verlaging voor 21- of 22-jarigen ingevolge artikel 33a te regelen.

Spekman

Ortega-Martijn


XNoot
1

Vervanging in verband met wijziging in de ondertekening.

Naar boven