31 774
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met opname van de mogelijkheid om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen geheel of ten dele op een later tijdstip te laten ingaan

nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2009

In uw brief van 2 april 2009 vraagt u mij de Kamer nader te informeren over de mogelijke consequenties van de resultaten van het sociaal overleg (31 700 XV, nr. 56) voor het bovengenoemde wetsvoorstel. Graag voldoe ik, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aan uw verzoek.

Bovengenoemd wetsvoorstel geeft burgers in 2010 de mogelijkheid om de AOW maximaal vijf jaar later te laten ingaan. Als de AOW later ingaat, dan wordt die ook hoger. Het werkelijk ingaan van het AOW-pensioen kan daardoor – meer dan nu – een individuele keuze zijn, gebaseerd op de fysieke en financiële mogelijkheden en wensen van de 65-plusser.

Vrijwillig uitstel van de AOW en verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar zijn twee geheel verschillende ontwikkelingen, die los van elkaar gezien moeten worden. De eerste stap – flexibilisering van de AOW-leeftijd – biedt ruimte voor een individuele invulling, waaraan bij iedere pensioenleeftijd behoefte kan bestaan. Die verruiming wordt mede ingegeven door de overweging dat doorwerken tot 65 en afbouw van het werkzame leven na die leeftijd, daardoor beter mogelijk wordt. Juist daarom bestaat er in het licht van het voornemen om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, des te dringender behoefte aan deze mogelijkheid.

Ik verzoek u daarom bovengenoemd wetsvoorstel op korte termijn plenair te behandelen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Naar boven