nr. 4
NADER RAPPORT1
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 10 november 2008, aangeboden
aan de Koningin door de minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de staatssecretarissen
van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 21 juli
2008, no. 08.002190, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 1 oktober 2008, nr. W13.08.0303/l, bied ik U hierbij
aan, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Het voorstel van wet geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken
van inhoudelijke opmerkingen. Hij geeft U in overweging het voorstel van wet
te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om de navolgende technische wijzigingen
in de artikelen II, III, en IV van het wetsvoorstel door te voeren.
1. Met de Wet van 11 juli 2008 tot wijziging van onder meer
de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking
van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (Stb. 2008,
296) is artikel 75b van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) hernummerd
tot artikel 73 WVO. In artikel 2.8 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten (WTOS), dat een verwijzing maakt naar artikel 75b WVO, is
deze hernummering nog niet doorgevoerd. Om dit te herstellen is in artikel
II, onderdeel C, een wijziging van artikel 2.8 van de WTOS opgenomen, waarbij
het de bedoeling is dat deze reparatie terugwerkt tot en met 1 augustus
2008, de datum van inwerkingtreding van voormelde wet van 11 juli 2008.
In artikel II, onderdeel E (het nieuw voorgestelde artikel 2.9 van de WTOS)
alsmede in artikel IV is sprake van eenzelfde hernummering.
2. In het wetsvoorstel was reeds opgenomen dat artikel 3.5, tweede
lid, van de WTOS vervalt (artikel II, onderdeel K). Artikel 3.4 van de WTOS
dient in verband daarmee nog technisch te worden aangepast. Dit wordt nu meegenomen
in artikel II, onderdeel J.
3. In artikel II, onderdeel O, is thans opgenomen dat artikel 4.6,
tweede lid, van de WTOS vervalt. Reden daarvoor is dat het speciaal voortgezet
onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende
kinderen met de Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet
onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering
van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs
en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288) onder
deel I van de WVO is gebracht. Deze kinderen vallen daarmee onder het reguliere
voortgezet onderwijs, dus onder de Wet op het kindgebonden budget en niet
meer onder de WTOS. In verband met het vervallen van artikel 4.6, tweede lid,
behoeft eveneens artikel 4.5, tweede lid, van de WTOS technische aanpassing.
Daartoe strekt artikel II, onderdeel N (nieuw).
4. In artikel II van het wetsvoorstel is een nieuw onderdeel W opgenomen
dat het vervallen van artikel 12.6 van de WTOS regelt. Dat hangt samen met
de aanpassing van de artikelen 3.4, 3.5, 4.5 en 4.6 van de WTOS zoals opgenomen
in dit wetsvoorstel, waarmee artikel 12.6 overbodig wordt.
5. Artikel III, onderdeel B, behelst een technische wijziging van
artikel 3.13, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000), ter
voorkoming van dubbeltellingen in de berekening van de aanvullende beurs op
grond van de WSF 2000.
Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen van
redactionele aard in het wetsvoorstel aan te brengen alsmede om de memorie
van toelichting waar nodig aan te scherpen.
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,
verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet