31 771
Implementatie van richtlijn nr. 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie)

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2009

Op 2 april jl. heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot implementatie van de INSPIRE-richtlijn behandeld. Conform mijn toezegging heb ik u vervolgens op 7 april per brief1 onder meer geïnformeerd over de kosten en de baten van de implementatie van INSPIRE in Nederland. Deze informatie was gebaseerd op een impactanalyse van de Europese Commissie uit 2004 en het in 2005 door Royal Haskoning uitgevoerde onderzoek naar de financiële gevolgen voor Nederland2.

In mijn brief heb ik tevens aangekondigd dat eind 2009 een geactualiseerde kosten-batenanalyse beschikbaar zal zijn. Met deze brief wil ik u over de resultaten van dit onderzoek informeren. Het volledige rapport3 vindt u als bijlage bij deze brief.

Tot slot informeer ik u met deze brief hoe ik uitvoering geef aan de moties Van Leeuwen/Vermeij4 en Van Leeuwen/Van Heugten5, waarin de Kamer mij vraagt een budgetplafond voor het programma INSPIRE in te stellen respectievelijk de implementatie van INSPIRE aan nut en noodzaak aan te passen.

Resultaten geactualiseerde kosten-batenanalyse

Voor de implementatie van INSPIRE zijn twee uitvoeringsmodellen ontwikkeld, te weten: het basismodel en het collectief model. In het basismodel coördineert VROM actief de inspanningen ten behoeve van INSPIRE door in nauw overleg met de nationale dataproviders te bepalen wie welke datasets in het kader van de richtlijn het beste kan ontsluiten. In het collectief model vindt er geen coördinatie plaats. Aangezien de INSPIRE-verplichtingen onverminderd van toepassing blijven, zullen de nationale dataproviders in dit model al hun relevante datasets zelf moeten ontsluiten. Het gevolg is dat sommige datasets (gedeeltelijke) overlap zullen vertonen.

VROM hanteert bij de implementatie het basismodel. In de kostenbatenanalyse zijn beide modellen onderzocht. De vergelijking met het collectief model moet inzichtelijk maken of de coördinatie-inspanningen de moeite waard zijn.

De resultaten van de kosten-batenanalyse1 zijn als volgt (x € 1 mln):

 Basismodel Collectief modelVerschil
Kosten32,140,98,8
Baten66,163,7– 2,4
Saldo34,022,8– 11,2

Beide modellen laten een duidelijk positief saldo zien. Niettemin is het saldo van het collectieve model beduidend lager. Op basis van deze vergelijking kan geconcludeerd worden dat de coördinerende rol van VROM zijn financiële vruchten afwerpt.

Het batige saldo wordt in beide gevallen grotendeels bereikt door efficiency-voordelen van eindgebruikers. Door INSPIRE kunnen zij straks sneller beschikken over relevante data. De resultaten van deze analyse zijn onderworpen aan een gevoeligheidsanalyse. Hieruit blijkt dat de kosten-batenanalyse redelijk robuust is. Alleen wanneer het aantal internationale projecten waarin geo-informatie gebruikt wordt en/of de tijdwinst die met de invoering van INSPIRE behaald wordt fors minder is dan de huidige inschatting van de experts zal het saldo negatief zijn.

Naast de financiële baten zijn er ook niet in geld uit te drukken baten te onderkennen. Ik heb in mijn brief van 7 april aangegeven dat het belang van INSPIRE voor het milieu evident is. In het voorliggende onderzoek worden verdere strategische baten geïdentificeerd. Deze baten liggen met name op het vlak van de versterking van het beleid op het gebied van de e-Overheid en geo-informatie:

• INSPIRE levert een bijdrage aan het verbeteren van de informatiehuishouding van de overheid en draagt daardoor bij aan een goede digitale dienstverlening;

• INSPIRE geeft invulling aan de filosofie van Nederland Open in Verbinding door te kiezen voor open source-oplossingen en open standaarden;

• INSPIRE draagt bij aan de realisatie van de beleidsnota GIDEON. Het centraal en zo laagdrempelig mogelijk beschikbaar stellen van geo-informatie in het bezit van de overheid vormt een van de speerpunten van deze nota. Met INSPIRE krijgt dit speerpunt voor een groot aantal gegevens een wettelijke basis.

Voor een uitgebreide toelichting op de kosten en baten verwijs ik u naar het rapport.

Budgetplafond

In de motie-Van Leeuwen/Vermeij vraagt u mij een hard budgetplafond voor de kosten en administratieve lasten in te stellen. Ik heb in het kamerdebat van 2 april jl. aangegeven de kosten scherp in de gaten te willen houden. Voor de begeleiding en coördinatie van de landelijke invoering van INSPIRE zeg ik dit plafond dan ook graag toe. Door een taakstellend budget van € 700 000,– per jaar in mijn begroting op te nemen, heb ik deze toezegging geëffectueerd.

Ik kan geen budgetplafond instellen voor de kosten van de nationale dataproviders. Deze dataproviders zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie en de daaraan verbonden kosten. Ik kan u wel toezeggen dat VROM geen verdere middelen ter beschikking zal stellen om in de kosten tegemoet te komen.

De motie vraagt verder een jaarlijks overzicht van de gerealiseerde kosten en baten aan de Kamer toe sturen en uiterlijk 2011 een evaluatie van het project uit te laten voeren. Ik stel voor de informatievoorziening aan de Kamer samen te laten vallen met de driejaarlijkse rapportageverplichtingen aan de Europese Commissie. De eerste rapportage dien ik uiterlijk 15 mei volgend jaar aan de Commissie aan te bieden, zodat de tweede rapportage in 2013 volgt. Door met mijn voorstel in te stemmen, helpt u mij de uitvoeringskosten laag te houden. In mijn brief van 7 april had ik u overigens al toegezegd deze evaluatie aan u toe te zenden.

Aanpassing aan nut en noodzaak

De motie-Van Leeuwen/Van Heugten vraagt mij de inspanningen ten behoeve van de implementatie van INSPIRE aan nut en noodzaak aan te passen. Deze motie was voor mij aanleiding de implementatiestrategie kritisch te bekijken.

In de kosten-batenanalyse is daarom naast het basismodel ook het collectieve model doorgerekend. Immers, indien zou blijken dat de inspanningen voor de coördinatie meer kosten dan dat ze opbrengen, zal ik geen moment twijfelen deze werkzaamheden met onmiddellijke ingang stop te zetten. De resultaten van de kosten-batenanalyse laten echter zien dat mijn coördinatie de kosten beperkt en de baten maximaliseert. Ik ben daarom van mening dat mijn beleid aan de wens van de Kamer voldoet.

Ik verwacht u met deze brief afdoende geïnformeerd te hebben over de kosten en baten van INSPIRE. Uiterlijk juni 2010 zal ik u opnieuw informeren over de stand van zaken in de vorm van een begeleidend schrijven bij de toezending van een afschrift van de eerste verplichte rapportage aan de Europese Commissie.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

J. M. Cramer


XNoot
1

Kamerstuk II 2008–2009, 31 771, nr. 9.

XNoot
2

Dit laatste onderzoek is de Kamer als bijlage bij Kamerstuk II 2004–2005, 22 112 nr. 383 aangeboden.

XNoot
3

Maatschappelijke kosten-batenanalyse INSPIRE. Eindrapport (2009). Rotterdam: Ecorys Nederland BV & Grontmij. Is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
4

Kamerstuk II 2008–2009, 31 771, nr. 7.

XNoot
5

Kamerstuk II 2008–2009, 31 771, nr. 10.

XNoot
1

Voor de uitvoering van de kosten-batenanalsye is gebruik gemaakt van de OEI-methodiek. Hoewel OEI voor Overzicht Effecten Infrastructuur staat, is deze methodiek al meerdere malen met succes op ICT-projecten met een nationale impact toegepast. De methode maakt de contante waarde van alle kosten en baten over een periode van 15 jaar inzichtelijk. Zie het onderzoekrapport voor een nadere toelichting op de methodiek.

Naar boven