Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2021
Zoals toegezegd tijdens de behandeling van de VWS-begroting (Handelingen II 2021/22,
nr. 15, Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022) geef ik u hierbij mijn appreciatie
van de aangepaste motie van het lid Hijink (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 101).
In de motie wordt geconstateerd dat de ouderenzorg momenteel zeer versnipperd is tussen
veel verschillende aanbieders, en wordt overwogen dat de ouderenzorg beter en doelmatiger
zou kunnen worden georganiseerd als deze wordt ingericht op basis van samenwerking.
De motie verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de ouderenzorg zo veel als mogelijk
op buurt- of dorpsniveau en in samenwerking kan worden georganiseerd en hoe wet- en
regelgeving hiervoor kan worden aangepast en na afloop van deze verkenning bij wijze
van experiment deze werkwijze in enkele buurten of dorpen in praktijk te brengen.
In reactie op deze motie onderstreep ik het belang van het vraagstuk dat deze motie
aansnijdt. We zullen goed moeten kijken naar de manier waarop we de zorg in de toekomst
willen organiseren, meer in samenhang en meer samenwerking, in de context van schaarste
aan personeel. Startend vanuit de leefwereld van ouderen is het belangrijk de «zorgreis»
van ouderen te ontdoen van hobbels die nu worden ervaren.
Er zijn nu al veel mogelijkheden om adequate ouderenzorg thuis te regelen binnen het
huidige stelsel en daarmee gaan we door. Ik noem in dit verband onder meer de onderlinge
samenwerking op het gebied van de onplanbare nachtzorg, het vormgeven van herkenbare
en aanspreekbare teams wijkverpleging, waardoor de wijkverpleegkundige weer de spil
van de wijk wordt en de 139 lokale netwerken integrale ouderenzorg (inclusief samenwerking
met het sociale domein).
Er komt een nieuw kabinet dat nieuwe keuzes zal maken in het herontwerp van de ouderenzorg.
Op het moment dat een nieuw kabinet komt met een herontwerp van de ouderenzorg in
de zin van een stelselaanpassing, ligt het voor de hand in de praktijk in de vorm
van een proeftuin te ervaren wat dit betekent.
Als ik de motie zo mag lezen dat ik de verkenning in de richting zoals de motie vraagt
nu ter hand neem, maar dat het vervolg daarop en de besluitvorming over een experiment
aan het volgende kabinet is voorbehouden, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge