31 761
Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen; Tallinn, 26 juni 2008

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 november 2008.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 december 2008.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 26 juni 2008 te Tallinn totstandgekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen (Trb. 2008, 145).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Met het onderhavige Protocol wordt een nadere wijziging beoogd van het op 14 maart 1997 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol (Trb. 1997, 98), zoals gewijzigd bij het op 14 juli 2005 te Tallinn ondertekende Protocol (Trb. 2005, 268), hierna te noemen «het Verdrag».

Het Verdrag wordt op één punt gewijzigd. Estland zal ter voorkoming van dubbele belasting betreffende de beloning van in Estland wonende artiesten en sportbeoefenaars in plaats van de vrijstellingsmethode voortaan de verrekeningsmethode hanteren.

De wijziging is op initiatief van Nederland voorgesteld. Aanleiding vormt de in het Belastingplan 2007 opgenomen aanpassing van de zogenoemde artiesten- en beroepssportersregeling (hierna «ABSR»).1 Als gevolg van deze aanpassing heft Nederland met ingang van 1 januari 2007 niet langer loon- en inkomstenbelasting over de beloning die in het buitenland wonende beroepssporters, artiesten en buitenlandse gezelschappen ontvangen voor de activiteiten die zij in Nederland verrichten. De aangepaste ABSR stelt onder meer als voorwaarde dat de betreffende artiest, sporter of het gezelschap inwoner dient te zijn van een land waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft, of van de Nederlandse Antillen of Aruba. Voor een nadere toelichting over de aanleiding voor deze aanpassing van de ABSR zij verwezen naar de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2007.2

In situaties waarin een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting geldt, is het sporters- en artiestenartikel van toepassing op de beloning die beroepssporters, artiesten en buitenlandse gezelschappen ontvangen. Dit artikel wijst het heffingsrecht toe aan het land waar de activiteiten worden verricht (werkstaat).

Nu de ABSR is aangepast, effectueert Nederland als werkstaat dit heffingsrecht niet langer. Indien de verdragspartner voor deze inkomsten aan zijn inwoners voorkoming van dubbele belasting geeft door middel van de vrijstellingsmethode, kan de situatie ontstaan dat over deze inkomsten in het geheel geen belasting wordt geheven. Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan is aangegeven dat contact zal worden opgenomen met deze «vrijstellingslanden» om te trachten deze dubbele vrijstelling ongedaan te maken.

Ook Estland is een vrijstellingsland met betrekking tot de beloning genoten door artiesten, beroepssporters en gezelschappen. Nederland heeft Estland daarom schriftelijk verzocht ter voorkoming van dubbele belasting voor deze inkomsten niet langer de vrijstellingsmethode te hanteren, maar de verrekeningsmethode. Dit leidt ertoe dat deze inkomsten volledig in het woonland – in casu Estland – kunnen worden belast. Estland is het eerste land waarmee een protocol wordt gesloten tot wijziging van de voorkomingsmethode voor sporters en artiesten.

2. Budgettaire gevolgen

Dit Protocol zal voor Nederland geen budgettaire gevolgen hebben, aangezien er geen verandering wordt aangebracht in de heffingsrechten van Nederland. De budgettaire gevolgen van de wijziging van de ABSR zijn besproken in de memorie van toelichting daarbij.1

3. Koninkrijkspositie

Het onderhavige Protocol zal, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland gelden.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het vierde lid van artikel 24 van het Verdrag geeft aan op welke wijze Estland voorkoming van dubbele belasting verleent aan zijn inwoners. Dit lid is in 2005 reeds bij Protocol gewijzigd. Dit gewijzigde artikellid wordt met het onderhavige Protocol integraal vervangen door een nieuw lid. Onder iii van onderdeel b van het nieuwe vierde lid wordt een verwijzing opgenomen naar artikel 17, eerste en tweede lid. Hiermee wordt de verrekeningsmethode van toepassing op het artiesten- en sportersartikel. Lid 4, onderdeel b, onder iii wordt vernummerd tot lid 4, onderdeel b, onder iv.

Artikel 2

Het Protocol treedt in werking dertig dagen nadat de vereiste formaliteiten voor inwerkingtreding door beide landen zijn afgerond en zal van toepassing zijn op de belastingjaren en -tijdvakken die beginnen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin aan deze vereiste formaliteiten is voldaan. De wijziging heeft geen terugwerkende kracht. Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2007 is reeds opgemerkt dat de aanpassing van de ABSR in een aantal gevallen tot een dubbele vrijstelling kan leiden, maar dat deze naar verwachting een zeer tijdelijk karakter zal hebben. Met het oog op de eenduidigheid van de nieuwe regeling en de daarmee samenhangende administratieve lasten en uitvoeringsaspecten werd het daarom aanvaardbaar geacht om de ABSR ook met betrekking tot vrijstellingslanden reeds meteen af te schaffen. Vanuit dezelfde overweging is ervoor gekozen de aanpassing van het Verdrag geen terugwerkende kracht te geven tot 1 januari 2007.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 2, pag. 5–8.

XNoot
2

Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 3, pag. 15–18.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 3, pag. 33 e.v.

Naar boven