31 757 Stedenbeleid vanaf 2010

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 augustus 2010

In de motie van het lid Ortega-Martijn van 29 oktober 2009 bij de vaststelling van de begrotingsstaten van mijn ministerie voor het jaar 2010 (nummer 32 123 XIII, nr. 28), is de regering verzocht een inventarisatie te maken van succesvolle lokale initiatieven die zorgen voor behoud van economische bedrijvigheid, en dit instrumentarium aan te reiken aan gemeenten in krimpregio’s.

Hierbij doe ik u de inventarisatie van lokale initiatieven toekomen.1

Onder coördinatie van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt rijksbreed aandacht besteed aan de aanpak van bevolkingsdaling in een toenemend aantal regio’s. Samen met IPO en VNG is het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling opgesteld. In dat plan zijn acties en experimenten voor de korte en de lange termijn opgenomen.

De aanpak van de krimp van de bevolking is, evenals de groei, iets dat vooral op lokaal en regionaal niveau gestalte moet krijgen en waarbij het Rijk vooral een faciliterende rol heeft. De rijksoverheid draagt bij aan de bewustwording, kennisontwikkeling en -uitwisseling.

Deze handreiking past in dit kader. Het doel van deze handreiking is de uitwisseling van ervaringen en initiatieven te bevorderen tussen overheden, bedrijven en andere organisaties.

Een belangrijk aandachtspunt is hoe het regionale bedrijfsleven beter betrokken kan worden bij en actief kan bijdragen aan de aanpak van de bevolkingsdaling. De SER is gevraagd advies uit te brengen over hoe de bewustwording bij ondernemers vergroot kan worden, en aan te geven welke kansen er voor ondernemers liggen en welke acties (individueel en/of georganiseerd) bedrijven kunnen ondernemen om in te spelen op krimp. De inventarisatie van lopende initiatieven ten behoeve van deze handreiking geeft ook input voor het SER-advies. Het advies van de SER wordt aan het eind van dit jaar verwacht.

De inventarisatie laat zien dat de decentrale overheden, samen met de maatschappelijke organisaties en bedrijven, zeer uiteenlopende initiatieven ontwikkelen die passen bij de lokale situatie. Het zijn initiatieven die kunnen inspireren tot vernieuwende projecten voor bestaande en nieuwe bedrijvigheid in de regio’s die te maken hebben of krijgen met een krimpende bevolking.

De minister van Economische Zaken, M. J. A. van derHoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar boven