nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2009
Naar aanleiding van uw brief van 24 april 2009, waarin u mij namens
de Tweede Kamer verzoekt gevolg te geven aan de uitnodiging, bedoeld in het
verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
van 9 april 2009 (Kamerstukken 2008/2009, 31 756, nr. 43), bericht
ik u het volgende.
Het gaat om het niet-opvolgen van een aanbeveling van de Nationale ombudsman
tot het betalen van proceskosten die de forfaitaire kostenvergoeding te boven
gaan.
Naar ik stellig meen is in ons rechtsstelsel de rechter de instantie die
zich uitspreekt over de vergoeding van de proceskosten (gebaseerd op het liquidatietarief
respectievelijk het forfaitaire bedrag, of – indien de rechter hiervoor
termen aanwezig acht – een volledige proceskostenvergoeding). Dit is
een goed afgewogen stelsel dat in de wetgeving is neergelegd. In de onderhavige
zaak heeft de rechtbank Arnhem een proceskostenveroordeling in de forfaitaire
kosten uitgesproken. Dat is dan ook de reden waarom ik de aanbeveling van
de Nationale ombudsman, om ook de proceskosten die daarbovenuit gaan te betalen,
niet heb opgevolgd.
In dit verband is van belang om te vermelden dat de Nationale ombudsman
bezig is met een onderzoek uit eigen beweging naar de behandeling van verzoeken
om schadevergoeding door het Rijk. De Nationale ombudsman wijst er in zijn
jaarverslag over 2008 op dat hierover begin 2009 nog verder met de ministeries
zal worden gesproken.
Dit gesprek is op dit moment nog gaande en betreft onder andere het punt
van de proceskostenvergoedingen. Ik stel mij op het standpunt dat eerst de
uitkomst van dit gesprek moet worden afgewacht. Zodra hierover duidelijkheid
bestaat, zal de Tweede Kamer nader worden ingelicht.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg