31 753 Rechtsbijstand

Nr. 283 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2023

Tijdens het tweeminutendebat gesubsidieerde rechtsbijstand van 18 oktober jl. is door het Kamerlid Sneller (D66) een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt om nog dit jaar een noodinvestering te doen in de sociale advocatuur, te dekken uit de nog niet bestede middelen in het rechtsbijstandsbudget.1 Deze motie is op 24 oktober jl. aangenomen. Met deze brief informeer ik u hoe ik hieraan uitvoering ga geven.

Eenmalige compensatie

Om uitvoering te geven aan de motie zal ik een eenmalige compensatiemaatregel vormgeven, die voor het einde van 2023 door de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad) zal worden uitbetaald aan de in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand werkende rechtsbijstandverleners. Gelet op het korte tijdspad moet een praktische oplossing worden gevonden die uitvoerbaar is voor de Raad. Het is mogelijk om de compenserende maatregel vorm te geven met een subsidieregeling van de Raad op grond van artikel 37b van de Wet op de rechtsbijstand. De compensatie zal als volgt worden geregeld.

Advocaten, mediators en andere rechtsbijstandverleners krijgen per:

  • a. Afgegeven reguliere toevoeging (incl. mediation);

  • b. Afgegeven lichte adviestoevoeging (LAT);

  • c. Geaccepteerde piketmelding;

  • d. Toegekend extra uur;

een vast bedrag aan compensatie, gebaseerd op de gemiddelde vergoeding per bovenstaande categorie.2

Om dit vaste bedrag te bepalen wordt aansluiting gezocht bij het aanstaande indexeringspercentage per 1 januari 2024. Het vaste bedrag aan compensatie zal worden gebaseerd op een compensatie van 5,29% (het indexeringspercentage per 1 januari 2024) verminderd met het indexeringspercentage per 1 januari 2023 (0,67%). Dit percentage komt neer op 4,62%. Op deze wijze worden de rechtsbijstandsverleners in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand al dit jaar tegemoetgekomen voor de hoge inflatie van 2022. De compensatiebedragen per toevoeging, lichte adviestoevoeging, piketmelding en toegekende extra uren heb ik hieronder opgenomen (Tabel 1).

Om te bepalen voor hoeveel toevoegingen, piketmeldingen en extra uren een rechtsbijstandsverlener recht heeft op een compensatie wordt uitgegaan van het aantal afgegeven toevoegingen over de periode van één jaar. Uitgangspunt is dat de compensatie voor het einde van 2023 uitbetaald moet worden. Gelet hierop heb ik voor de bepaling van de aantallen gekozen voor een referteperiode die het beste uitvoerbaar is voor de Raad, namelijk van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023.

De subsidieregeling zal per 1 december 2023 in werking treden en gelden tot en met 31 december 2023. Binnen deze periode zal de Raad de advocaten, mediators en andere rechtsbijstandverleners in het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand automatisch compenseren op basis van de voorgaande methodiek. Er hoeft hiervoor geen aanvraag te worden ingediend. Ter illustratie van wat een compensatie in de praktijk kan bedragen, neem ik hier een rekenvoorbeeld op.3

Voorbeeld

Aan een advocaat zijn in de referteperiode van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023 50 reguliere toevoegingen en 10 lichte adviestoevoegingen afgegeven. Ook heeft de advocaat 20 piketmeldingen geaccepteerd en in totaal 100 extra uren toegekend gekregen. Om tot het compensatiebedrag te komen wordt het aantal afgegeven reguliere toevoegingen, LAT, piketmeldingen en toegekende extra uren vermenigvuldigd met het vaste bedrag per zaaksoort (zie Tabel 1). Het totaal hiervan vormt de compensatie. Deze berekening ziet er als volgt uit:

50 reguliere toevoegingen x € 46,32 + 10 lichte adviestoevoegingen x € 11,33 + 20 piketmeldingen x € 15,48 + 100 toegekende extra uren x € 5,55 = € 3.293,90 (excl. btw) aan compensatie.

Financiële consequenties

De kosten voor de eenmalige compensatie bedragen naar verwachting circa € 26 miljoen. Deze kosten zullen conform motie van het lid Sneller worden gedekt uit de onderuitputting op het budget voor rechtsbijstand over 2023.

Vergoedingen op peil

Als Minister voor Rechtsbescherming ben ik ervoor verantwoordelijk om de vergoedingen binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand op peil te houden. In dat kader wil ik u graag wijzen op wat er de komende periode op het gebied van de vergoedingen staat te gebeuren. In de negende voortgangsrapportage rechtsbijstand heb ik aangekondigd dat ik de eerste herijking van de vergoedingen na de herijking van commissie-Van der Meer in 2024 in gang zal zetten.4 Op dit moment ben ik bezig met het instellen van een onafhankelijke commissie die zich zal buigen over de gemiddelde tijdsbesteding per zaakcode in de jaren 2022 en 2023. Inzet daarbij is om de hier eventueel uit voortvloeiende wijzigingen in de vergoedingen per 1 juli 2025 te realiseren. Zoals ik eerder aan uw Kamer schreef, is dit onder voorbehoud van de aanwezigheid van voldoende financiële middelen en het vlot doorlopen van het AMvB-traject met voorhangprocedure. Na deze eerstvolgende herijking zullen de vergoedingen, conform de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer, periodiek worden doorgelicht. De komende periode zal ik de hiervoor reeds in ontwikkeling zijnde systematiek van deze periodieke herijking samen met de Raad nader uitwerken.

Tot slot is op 24 oktober ook een motie aangenomen van het Kamerlid Sneller waarin hij de regering verzoekt om spoedig, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, inzichtelijk te maken via welke vaste methodiek de vergoedingen voor sociaal advocaten kunnen meelopen in de reeds bestaande uitvoeringscorrecties van de begrotingssystematiek.5 Over de wijze van de uitvoering van deze motie ga ik de komende periode in gesprek met de Raad en de NOvA.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstukken II 2023–2024, 31 753, nr. 276.

X Noot
2

De gemiddelde vergoeding omvat tevens punten voor toeslagen, reistijdverlet en dergelijke.

X Noot
3

De bedragen die zijn toegepast in de rekenvoorbeelden zijn exclusief BTW.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022–2023, 31 753, nr. 270.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023–2024, 31 753, nr. 277.

Naar boven