31 753 Rechtsbijstand

Nr. 26 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 maart 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de brief van 5 januari 2011 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met het aanpassen van de asielprocedure (Kamerstuk 31 753, nr. 24).

Bij brief van 3 maart 2011 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier,

Puts

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bovengenoemde brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Naar aanleiding daarvan hebben deze leden de navolgende vraag.

De staatssecretaris stelt in de nota van toelichting dat het vijfde lid van voorgesteld artikel 5a van het ontwerpbesluit ziet op gevallen waarin er sprake is van een tweede of volgende aanvraag. In veel gevallen zal de Raad voor Rechtsbijstand een verzoek om een toevoeging in een dergelijk geval afwijzen op grond van artikel 3 van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria.

Indien een toevoeging echter wel wordt verleend, dan wordt aan de in dat kader verleende rechtsbijstand een vergoeding van zeven punten toegekend, waarbij het niet ter zake doet of de vreemdeling op enig moment van de algemene asielprocedure in de verlengde asielprocedure terecht komt en in welke module de procedure eindigt. Een lagere vergoeding is volgens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in dit geval gerechtvaardigd aangezien het dossier van de vreemdeling doorgaans al bekend is of eenvoudig toegankelijk is. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat lichtvaardig herhaalde aanvragen om een verblijfsvergunning worden ingediend.

De leden van de PVV-fractie vragen of de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie nader kan motiveren hoe het bovenstaande zich verhoudt tot hetgeen in dit verband gesteld is in het regeer- en gedoogakkoord, te weten dat de rechtsbijstand zodanig wordt aangepast dat na de behandeling van de eerste

aanvraag prikkels voor nieuwe procedures worden weggenomen door middel van de toepassing van «no cure no fee» in vervolgprocedures.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben over het voorliggende ontwerpbesluit nog de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie of de voorgestelde wijzigingen zullen leiden tot een bezuiniging op de rechtsbijstand. Welk bedrag wordt bespaard? Is deze bezuiniging al onderdeel van de door de regering voorgenomen bezuiniging van 60 miljoen op de rechtsbijstand?

De aan het woord zijnde leden vragen of in de vergoedingen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat het principe dat een asielzoeker door één advocaat zal worden bijgestaan om praktische redenen niet mogelijk blijkt. Daarmee ontstaat immers de situatie dat verschillende rechtshulpverleners zich in het dossier moeten verdiepen. Is dit aan de orde geweest bij de voorbereiding van de wijzigingen?

Voornoemde leden wijzen principieel de gevolgde gedachte af dat er via een lagere vergoeding geprobeerd wordt om het indienen van herhaalde aanvragen te voorkomen. Het belang van de rechtzoekende, in dit geval een asielzoeker, dient altijd uitgangspunt te zijn. Hoe verhoudt zich deze handelswijze tot verdragsrechtelijke verplichtingen? Tevens worden deze leden graag geïnformeerd over het moment waarop de definitieve regeling over vergoeding en voor rechtsbijstand in vervolgprocedures aan de kamer zal worden aangeboden. Wanneer kan dit voorstel worden verwacht?

II. Reactie van de staatssecretaris

Bij brief van 5 januari 2011 jl. heb ik bij beide Kamers der Staten-Generaal een ontwerpbesluit voorgehangen tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt) in verband met het aanpassen van de asielprocedure (Kamerstukken II 2010/11, 31 753, nr. 24). De leden van de fracties van de PVV en SP hebben enkele vragen gesteld naar aanleiding van dat ontwerpbesluit. Hieronder worden deze vragen, mede namens de Minister voor Immigratie en Asiel, beantwoord.

De leden van de PVV-fractie vragen om een nadere toelichting op de verhouding tussen artikel 5a, vijfde lid, Bvr en hetgeen in het regeer- en gedoogakkoord is gesteld omtrent rechtsbijstand bij vervolgaanvragen in asielprocedures. De leden van de SP-fractie vragen hoe de wijze om via lagere vergoedingen herhaalde asielaanvragen te voorkomen zich verhoudt tot verdragsrechtelijke verplichtingen. Tevens vragen zij wanneer de definitieve regeling over vergoedingen voor rechtsbijstandverlening in vervolgprocedures wordt verwacht.

Met het voorliggende ontwerpbesluit wordt de vergoedingensystematiek voor rechtsbijstand gedurende de (eerste) aanvraag in asielprocedures gewijzigd. Deze wijziging staat geheel los van de in het regeer- en gedoogakkoord opgenomen voornemens met betrekking tot rechtsbijstand in vervolgaanvragen. De voorliggende wijzigingen houden verband met de verbetering van de nieuwe asielprocedure, zoals deze per 1 juli 2010 is doorgevoerd. De voorbereiding van dit ontwerpbesluit was in dat kader al enige tijd vóór de totstandkoming van het regeer- en gedoogakkoord aangevangen. Om in het ontwerpbesluit wel al rekening te houden met het ontmoedigen van stapelende procedures, is in artikel 5a, vijfde lid, Bvr voorzien in een aangepaste vergoeding voor verleende rechtsbijstand in vervolgaanvragen. De vergoedingsregeling van artikel 5a, vijfde lid, Bvr is in principe van tijdelijke aard. In de nota van toelichting bij deze bepaling is daarom aangegeven dat de regeling geldt in afwachting van een definitieve regeling over vergoedingen voor rechtsbijstand in vervolgprocedures.

Momenteel wordt uitgewerkt hoe nader invulling kan worden gegeven aan de genoemde aankondiging in het regeer- en gedoogakkoord. Deze uitwerking wordt vormgegeven in nauwe samenhang met overige maatregelen uit de akkoorden die verband houden met asielprocedures. De eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Minister voor Immigratie en Asiel. Zijn beleidsvisie stroomlijning toelatingsprocedures heeft hij op 22 februari jl. aan uw Kamer gezonden (Kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1400). In deze visie wordt aangegeven dat eisen die internationale verdragen en algemene rechtsbeginselen stellen aan een eerlijke rechtsgang de kaders bieden bij de nadere uitwerking van een en ander. Uw Kamer zal eind 2011 een uitgewerkt voorstel ontvangen over het geheel aan maatregelen ten aanzien van asielprocedures. De uitwerking van de herziene vergoedingensystematiek voor rechtsbijstand bij vervolgaanvragen zal uiterlijk op dat moment, of zoveel eerder als mogelijk is, aan uw Kamer worden voorgelegd.

De leden van de SP-fractie vragen of met het voorliggende ontwerpbesluit een bezuiniging op de gesubsidieerde rechtsbijstand wordt gerealiseerd. Voorts wensen zij te vernemen welk bedrag in dat geval wordt bespaard en of dit onderdeel vormt van de door de regering voorgenomen taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand.

Met het voorliggende besluit wordt geen besparing bereikt op de gesubsidieerde rechtsbijstand. De nieuwe vergoedingensystematiek leidt juist tot een structurele toename van kosten. Hiermee is reeds rekening gehouden in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Over de voorgenomen taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand en de in dat kader te treffen maatregelen zal ik u nog bij afzonderlijke brief informeren.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of bij de vergoedingen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat, om praktische redenen, een asielzoeker zal worden bijgestaan door meer dan één rechtsbijstandverlener.

Met deze mogelijkheid is in de hoogte van de vergoeding inderdaad rekening gehouden. Hoewel het beleid erop gericht is om een asielzoeker zoveel mogelijk te laten bijstaan door één advocaat, komt het in de praktijk voor dat meerdere advocaten betrokken zijn. Het overnemen van dossiers is niet ongebruikelijk. Doorgaans worden in dat geval dossiers overgenomen door een collega binnen hetzelfde advocatenkantoor of samenwerkingsverband. De vergoedingensystematiek zoals geregeld in artikel 5a is een forfaitaire regeling, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat een advocaat aan bepaalde dossiers meer of juist minder uren besteedt dan aan andere dossiers. Over het geheel genomen middelt dit zich uit. Voorts is in dit verband van belang het bepaalde in artikel 9 Bvr. Hierin is een aanvullende puntenvergoeding geregeld indien in een procedure rechtsbijstand is verleend door meerdere rechtsbijstandverleners die niet werkzaam zijn in hetzelfde samenwerkingsverband.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Rouvoet, A. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), El Fassed, A. (GL) en Taverne, J. (VVD).

Plv. leden: Slob, A. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Janssen, R.A. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Dijkstra, P.A. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV), Voortman, L.G.J. (GL) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).

Naar boven