Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2019
Op 23 mei jl. heeft de Vereniging van advocaten voor Slachtoffers van Personenschade
(ASP) een brief aan de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van
de Tweede Kamer gestuurd, waarin de ASP met het oog op de stelselherziening van gesubsidieerde
rechtshulp haar zorgen uit over de positie van het slachtoffer bij letselschade en
in het bijzonder aandacht vraagt voor de dubbele kwetsbaarheid van het slachtoffer
bij letselschade. Graag reageer ik, op verzoek van uw commissie, op deze brief.
In de brief constateert de ASP: «Daar waar de laatste jaren sprake is van een versterking
van de positie van slachtoffers, vooral in het strafprocesrecht, ziet de ASP in de
nieuwe plannen van de Minister die versterking nog niet terug.»
Bij de stelselherziening Rechtsbijstand zullen de verworvenheden, die slachtoffers
in het strafrecht nu reeds hebben, onverminderd van kracht blijven. Slachtoffers in
de strafrechtketen zullen nog steeds prioriteit hebben. Zoals ik heb aangekondigd
in de voortgangsbrief Rechtsbijstand van 12 juli jl. (Kamerstuk 31 753, nr. 177), start ik een pilot rondom slachtoffers in het strafrecht. Met de Raad voor Rechtsbijstand
en Slachtofferhulp Nederland zijn de door het WODC vastgestelde knelpunten rondom
doorverwijzing, opleiding en vergoeding besproken. Voor deze knelpunten zal samen
met hen en de slachtofferadvocatuur een betere werkwijze worden beproefd in de pilot.
De uitkomsten zullen inbreng zijn voor een rechtshulppakket voor deze kwetsbare groep.
De ASP licht verder toe dat de dubbele kwetsbaarheid van slachtoffers met letselschade
enerzijds financieel van aard is waardoor zij geen toegang tot het recht hebben. Anderzijds
ligt de oorzaak ervan, in de woorden van de ASP, in de rechtsongelijkheid tussen het
(particuliere) slachtoffer en de wederpartij, vaak een professionele verzekeringsmaatschappij.
Een verzekeringsmaatschappij beschikt namelijk over deskundigheid, financiële armslag
en heeft een lang uithoudingsvermogen, terwijl een slachtoffer niet over deze middelen
beschikt.
De ASP verzoekt de Minister bij zijn plannen rekening te houden met deze groep kwetsbare
cliënten in het kader van de voorgenomen wijziging van de rechtshulp en in het kader
van de aankomende experimenten.
De zorgen van de ASP op dit gebied zien vooral op het civiele recht en betreffen schade
in geval van medische missers, verkeersongevallen en beroepsziekten en niet het strafrecht,
te weten «slachtoffers» in de zin van slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven.
Voor het deel van deze groep rechtzoekenden dat nu voor gesubsidieerde rechtsbijstand
in aanmerking komt, omdat ze binnen de inkomensgrenzen van de WRB vallen, geldt dat
zij ook in het nieuwe stelsel recht op gesubsidieerde rechtsbijstand hebben. Voor
hen geldt overigens, net als voor de inkomensgroep boven de Wrb-grens, dat zij de
keuze hebben om mee te doen met een experiment van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Dit experiment heeft als uitgangspunt het bieden van een grotere toegang tot het recht
voor een specifieke groep rechtzoekenden die met letselschade of overlijdensschade
te maken heeft. Daar waar advocaten normaliter geen prijsafspraken mogen maken met
hun cliënt, kunnen zij in letselschade- en overlijdensschadezaken met hun cliënt een
resultaatgerelateerde beloningsafspaak maken, zodat de cliënt alleen betaalt als de
zaak wordt gewonnen. De proefperiode van het experiment liep tot 1 januari 2019 en
is per die datum met nog eens 5 jaar verlengd tot 1 januari 2024.
Daarnaast heb ik, in het kader van de stelselherziening Rechtsbijstand, 10 mln. euro
beschikbaar gesteld voor een innovatievoorziening voor experimenten met rechtshulp
die uitgaat van een duurzame oplossing waarbij de cliënt centraal staat. Ook de ASP
wordt van harte uitgenodigd om met een initiatief te komen op dit gebied.
De tweede kwetsbaarheid, waar de ASP op wijst, ziet niet zozeer op het stelsel van
gefinancierde rechtshulp, maar op de letselschadezaak zelf. Geluiden over dat slachtoffers
de afwikkeling van hun letselschade als problematisch ervaren, klinken helaas al langer.
Daarom heb ik begin vorig jaar gesproken met De Letselschade Raad, waarna door deze
Raad opdracht is gegeven voor onderzoek naar de oorzaken van lang lopende letselschadezaken.
De resultaten van dit onderzoek, dat door de Universiteit Utrecht wordt uitgevoerd,
worden dit najaar verwacht. Met de resultaten kan worden beoordeeld op welke wijze
de afhandeling van letselschade verder kan worden verbeterd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker