31 753
Rechtsbijstand

nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2010

Onder verwijzing naar mijn toezegging tijdens het Algemeen overleg met uw Kamer op 28 januari 2009 over de gesubsidieerde rechtsbijstand (TK 2008–2009, 31 753, nr. 10) informeer ik u graag over de laatste stand van zaken betreffende de toevoeging bewerkelijke zaken door de raden voor rechtsbijstand.

Inleiding

Een advocaat ontvangt voor het verlenen van gesubsidieerde rechtsbijstand op basis van een toevoeging een vergoeding. De Wet op de rechtsbijstand (Wrb) hanteert hiervoor een forfaitair vergoedingensysteem. Daarbij geldt per zaaktype een vaste vergoeding die is afgestemd op de gemiddelde tijdsbesteding voor dat soort zaken. Kern van het forfaitaire vergoedingensysteem vormt het begrip uitmiddeling. Uitmiddeling houdt in dat naast zaken die meer dan de gemiddelde tijdbesteding in beslag nemen er ook zaken zullen zijn die minder dan de gemiddelde tijd vergen. Het systeem leidt ertoe dat gemiddeld gezien een evenwichtige vergoeding wordt betaald. Een dergelijk forfaitair systeem kan in bijzondere gevallen leiden tot onvoldoende uitmiddeling. Dit doet zich voor indien een advocaat meer dan gemiddeld bewerkelijke, dat wil zeggen gecompliceerde zaken en daarmee tijdsintensieve, zaken behandelt. Hiervoor geldt de regeling bewerkelijke zaken. Indien een advocaat meer dan drie maal het forfaitair vastgestelde aantal punten (lees uren) aan een zaak moet besteden, kan hij (onder voorwaarden) voor de meerdere uren per uur een vergoeding ontvangen. De advocaat dient hiervoor bij de raad voor rechtsbijstand een verzoek in te dienen.

Omdat in de wijze van beoordeling van dergelijke verzoeken door de vijf raden voor rechtsbijstand grote verschillen waren ontstaan, heb ik erop aangedrongen het uitvoeringsbeleid te harmoniseren. Hiertoe hebben de raden de Leidraad bewerkelijke zaken 2008 (ook wel de Leidraad extra urenzaken genoemd) vastgesteld. Over de werking van deze Leidraad heb ik u eerder geïnformeerd1. In de discussie over de Leidraad is vooral door de advocatuur vrees geuit voor negatieve gevolgen voor de toegang tot het recht en de kwaliteit van de rechtsbijstand. De Leidraad zou er in voorkomende gevallen toe kunnen leiden dat advocaten voor hun werkzaamheden geen adequate vergoeding meer zouden ontvangen.

Gelet op die zorg is op mijn initiatief de Werkgroep bewerkelijke zaken in het leven geroepen. In deze Werkgroep participeren advocaten die frequent bewerkelijke zaken behandelen en vertegenwoordigers van de raad voor rechtsbijstand, de Nederlandse Orde van Advocaten en mijn departement. Naar aanleiding van de besprekingen in de Werkgroep hebben de raden voor rechtsbijstand eind 2008 de Leidraad op onderdelen verhelderd en waar nodig getracht onduidelijkheden weg te nemen. Op mijn verzoek heeft de Werkgroep zich in 2009 opnieuw over de werking van de Leidraad gebogen.

1. Bevindingen Werkgroep

De Werkgroep heeft vastgesteld dat, onder meer door het aanstellen van contactpersonen bij de raden voor rechtsbijstand en intensieve voorlichting, de behandeling van verzoeken voor toekenning van de extra uren in de praktijk doorgaans geen problemen oplevert. Discussie tussen advocaten en de raden doet zich wel voor over de reikwijdte en toepassing van het beoordelingscriterium «omvangrijk juridisch relevant feitencomplex». Het gaat daarbij vooral over de vraag of er objectief gezien sprake is van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire vergoeding kan worden verleend. De Werkgroep heeft vastgesteld dat dit criterium in de praktijk niet altijd door de raden op eenduidige wijze wordt toegepast en dat ook de motivatie van afwijzende beslissingen dikwijls gebreken vertoont.

De raden hebben naar aanleiding van deze constatering toegezegd dat afwijzende beslissingen op een relatief informele manier ter heroverweging kunnen worden voorgelegd, als de advocaat vindt dat sprake is van een onjuiste beslissing. Hiertoe zijn in alle ressorten contactpersonen aangesteld. Tevens hebben de raden een klankbordgroep ingesteld van advocaten (voorgedragen door de Orde) die de raden adviseert over beleid en uitvoering. De reikwijdte van het criterium «omvangrijk juridisch relevant feitencomplex» wordt hierin besproken en zonodig worden hierover nadere werkinstructies voor medewerkers opgesteld.

2. Aantal verzoeken en jurisprudentie

Door de raden voor rechtsbijstand is onderstaand overzicht opgesteld over de ontwikkeling van het aantal verzoeken en de toekenning van extra uren in 2009. Ter vergelijking zijn de cijfers over 2008 toegevoegd.

Ontwikkeling extra uren20082009
Aantal gehonoreerde verzoeken9 8759 020
Aantal afgewezen verzoeken2 8512 684
Aantal onvolledige verzoeken171386
Totaal aantal gevraagde extra uren391 293421 828
Totaal aantal toegekende extra uren299 161297 336
Gemiddeld aantal gevraagde uren per zaak29.9 uur34.1 uur
Gemiddeld aantal toegekende uren per zaak22.8 uur24 uur
Gemiddeld toegekende extra vergoeding per zaak€ 3 740.=€ 4 032.=

1 Hierbij heeft de raad aanvullende informatie bij de advocaat opgevraagd. De ervaring leert dat in die zaken, veelal op basis van aanvullende informatie, verhoudingsgewijs vaak positief wordt beslist.

Uit het overzicht blijkt dat het aantal gehonoreerde verzoeken in 2009 met ongeveer 800 is afgenomen ten opzichte van 2008. Er zijn ook minder verzoeken gedaan. Het aantal afwijzingen is iets afgenomen. Het aantal gevraagde uren is met circa 30 000 uur toegenomen. Gemiddeld werd per verzoek 5% meer uren toegekend. De gemiddeld toegekende extra vergoeding is met 7% toegenomen. Er zijn geen aanwijzingen die erop duiden dat er onvoldoende advocaten zouden zijn die bewerkelijke zaken willen behandelen.

In 2009 zijn door de raden 870 bezwaarschriften afgehandeld betreffende beslissingen over de toekenning van extra uren (eind 2009 waren er 482 zaken in behandeling). In 148 zaken adviseerden de bezwaarschriftencommissies tot gegrondverklaring van het bezwaar en in 647 zaken tot ongegrondverklaring. In 75 zaken is de bestreden beslissing ambtshalve herzien.

In 2009 heeft de rechter het uitvoeringsbeleid van de raden betreffende de toekenning van extra uren in twintig zaken inhoudelijk getoetst. In negentien zaken werd het beroep ongegrond verklaard. In een zaak is het beroep gegrond verklaard omdat het besluit van de raad niet deugdelijk was gemotiveerd.

Voorts heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 2009 in vijf zaken betreffende de toekenning van extra uren uitspraak gedaan. In drie zaken werd het beroep ongegrond verklaard. In een zaak werd het beroep gegrond verklaard omdat de raad voorafgaand aan het besluit op bezwaar geen rekening heeft gehouden met nieuwe juridisch relevante feiten. Voorts werd in één zaak het beroep gegrond verklaard wegens een motiveringsgebrek. Vaste lijn in de uitspraken van de Afdeling is dat het gehanteerde beleid van de raden niet als onredelijk kan worden aangemerkt.

3. Conclusie

Op basis van het voorgaande concludeer ik dat de toepassing van de Leidraad bewerkelijke zaken 2008 in de praktijk niet tot ernstige knelpunten leidt. Er zijn geen aanwijzingen dat er onvoldoende advocaten bereid zijn rechtzoekenden met een bewerkelijke zaak bij te staan. Het gehanteerde beleid wordt door de rechter niet onredelijk geacht. De toepassing van het criterium «omvangrijk juridisch relevant feitencomplex» roept in de praktijk vragen op, maar ik heb er vertrouwen in dat binnen het overleg van de klankbordgroep, voor eventuele problemen een oplossing kan worden gevonden.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Brieven van 15 januari 2008, TK 2007–2008; 31 200 VI, nr. 102; brief 27 juni 2008, TK 2007–2008, 31 200 VI, nr. 171; 5 november 2008, TK 2008–2009, 31 700 VI, nr. 74 en 22 december 2008, TK 2008–2009, 31 753, nr. 3.

Naar boven