Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31728 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31728 nr. E |
Ontvangen 15 juli 2010
Rechtszaken
De leden van de VVD-fractie vroegen een overzicht te geven van de explosie van rechtszaken die over de Winkeltijdenwet worden gevoerd en in het bijzonder over de toerismebepaling. Deze leden vroegen wat de regering vindt van deze explosie van rechtszaken en hoe zij verwacht dat het aantal rechtszaken zich zal ontwikkelen als dit wetsvoorstel wordt aangenomen.
Er zijn circa 60 uitspraken over de Winkeltijdenwet geweest in de laatste vijf jaar (te raadplegen via www.rechtspraak.nl). Een overzicht1 van de belangrijkste uitspraken in deze periode, onderverdeeld in een aantal categorieën, is opgenomen in de bijlage bij deze nadere memorie van antwoord. Hoewel sprake is van een toename, betreft dit nog steeds een beperkt aantal zaken; van een «explosie» van rechtszaken lijkt in ieder geval geen sprake. Dit beeld is wellicht ontstaan doordat in enkele geruchtmakende zaken (Amsterdam Noord, Rotterdam Alexandrium) verschillende rechterlijke procedures zijn gevoerd. Hoe het aantal rechtszaken zich zal ontwikkelen als dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, is lastig te voorspellen. Zoals aangeven in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008/09, 31 728, nr. 16, p. 37) wordt hiervan geen sterke toename van het aantal rechtszaken verwacht. Er is geen aanleiding deze verwachting te wijzigen.
De leden van fractie van de VVD constateerden dat de Kroon het eerste besluit van de gemeenteraad van Westland van 27 oktober 2009 om het aantal koopzondagen vast te stellen heeft vernietigd bij besluit van 22 maart 2010. De Kroon heeft in haar schorsingsbesluit van 21 april 2010 aangegeven de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de vernietiging af te wachten alvorens de Kroon een beslissing neemt over de vernietiging van een nieuw besluit van de gemeenteraad van Westland. Naar aanleiding hiervan vroegen zij of de Minister bereid is om de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij de behandeling van het wetsvoorstel te betrekken.
De Kroon heeft het besluit van de gemeenteraad van Westland vernietigd wegens strijd met de huidige Winkeltijdenwet. Het vernietigingsrecht van de Kroon is een algemene bevoegdheid gebaseerd op de Gemeentewet. Het besluit tot vernietiging staat los van het wetsvoorstel tot wijziging van de Winkeltijdenwet. Ik zie daarom geen aanleiding om de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij de behandeling van dit wetsvoorstel te betrekken.
Europese verdragen
De leden van de fractie van de VVD vroegen of de regering bereid is de door Europarlementariër Fjellner aan de Europese Commissie gestelde vragen (E-2767/10) te betrekken bij de behandeling van Winkeltijdenwet.
De Europese Commissie heeft op 21 juni 2010 de vragen van de Europarlementariër Fjellner beantwoord. In haar antwoord erkent de Commissie wederom dat de lidstaten bevoegd zijn de winkeltijden te regelen en dat zij dat moeten doen op een wijze die in lijn is met het Europese recht en in het bijzonder de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van diensten. Vervolgens wijst de Commissie op de eisen die de artikelen 10 tot en met 13 van Richtlijn 2006/123/EG («de Dienstenrichtlijn») stelt ten aanzien van het hanteren van vergunningstelsels, zoals objectiviteit, transparantie en voorafgaande bekendmaking. Bij de regeling van de openingstijden in de Winkeltijdenwet is echter geen sprake van een vergunningstelsel of een stelsel van goedkeuring dat binnen de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. In dat verband wordt verder verwezen naar hetgeen daarover door de regering is opgemerkt bij de parlementaire behandeling van het voorstel tot wijziging van de Winkeltijdenwet (Kamerstukken I 2009/10, 31 728, C, p. 6 en 7) en bij de parlementaire behandeling van de Dienstenwet ter implementatie van de Dienstenrichtlijn (Kamerstukken I, 2009/10, 31 579, I, p. 3 t /m 6). Daar is tevens aangegeven dat zelfs als dat soort criteria van toepassing zouden zijn, de Winkeltijdenwet en het ontheffingenregime aan die eisen voldoet en het aanhangige wetsvoorstel daar nog verder aan bijdraagt. Onafhankelijk van de vraag of de dienstenrichtlijn en het vrij verkeer van diensten van toepassing zijn op de Winkeltijdenwet, voldoet de Winkeltijdenwet aan de kaders van het Europese recht. De Winkeltijdenwet is transparant, non-discriminatoir en kenbaar voor iedereen. Hieraan wordt toegevoegd dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 1 juli 2010 heeft bevestigd dat regulering van openingstijden niet onder het vrij verkeer van diensten valt (arrest Sbarigia, zaak C-393/08, r.o. 26). Ook blijkt uit dit arrest dat in een dergelijk geval – een op een vaste plaats gevestigd bedrijf, waardoor de eigenaar, ook al is hij een onderdaan van een andere lidstaat, reeds duurzaam beroepsmatige activiteiten uitoefent – de vrijheid van vestiging duidelijk niet ter discussie staat, omdat de eigenaar reeds zijn economische activiteit uitoefent vanuit deze vestiging. De regulering van openingstijden, inclusief ontheffingenregime, heeft dan ook geen belemmerend effect voor de vestiging van buitenlandse ondernemers (r.o. 28 in combinatie met aangehaalde r.o.23).
Voorts vroegen de leden van de fractie van de VVD hoe de regering aankijkt tegen het betoog van 21 gemeenten in Zuidoost Brabant dat de Winkeltijdenwet strijdig is met het Verdrag van Lissabon. Deze leden vroegen in dit verband ook of de regering bereid is deze vraag voor te leggen aan de Europese Commissie voordat de Eerste Kamer tot behandeling overgaat.
Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven heeft mij op 26 april 2010 een brief gestuurd, waarin zij enkele problemen met de avondwinkelbepaling onder mijn aandacht brengt. In deze brief wordt aan het slot de stelling geponeerd dat uit Europese wetgeving en het Verdrag van Lissabon kan worden geconcludeerd dat de winkeltijden in principe vrij zouden moeten worden gelaten. Deze stelling wordt niet onderbouwd. In de eerste plaats wordt hierover opgemerkt dat genoemde brief in het bijzonder betrekking heeft op de avondwinkelbepaling (artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet). Deze bepaling wordt door dit wetsvoorstel niet gewijzigd. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is gesteld en de daar aangehaalde kamerstukken, merk ik voorts op dat de niet onderbouwde, stelling van het Samenwerkingsverband geen aanleiding geeft om mijn eerdere standpunt dat de Winkeltijdenwet noch het onderhavige voorstel tot wijziging van die wet in strijd is met het Europese recht te wijzigen. Hierbij wordt aangetekend dat in onderhavige kwestie het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat, zoals ook blijkt uit het reeds genoemde arrest Sbarigia, in lijn is met de visie van de regering, doorslaggevend is. Om deze redenen is er geen aanleiding deze vraag voor te leggen aan de Europese Commissie.
Economische crisis
De leden van de VVD-fractie constateerden dat in het rapport van het Centraal Planbureau (CPB) geen rekening gehouden wordt met de gevolgen van de economische crisis. Zonder deze effecten mee te wegen heeft de regering al aangegeven dat het wetsvoorstel tot 24.000 deeltijdbanen kost. Zij vroegen of de regering met de kennis van nu de effecten van de economische crisis kan meewegen in het verwachte effect van het wetsvoorstel op de werkgelegenheid.
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de mogelijke effecten van het wetsvoorstel voor de werkgelegenheid op de korte en op de lange termijn. Het wetsvoorstel kan volgens het CPB op de korte termijn leiden tot een verlies aan werkgelegenheid in de detailhandel van maximaal 2000 arbeidsjaren, omgerekend betreft dit maximaal 12 000 deeltijdbanen. Voor de lange termijn is het effect beperkt, dan gaat het volgens het CPB om enkele honderden arbeidsjaren.
Het CPB heeft aangegeven dat in de huidige economische situatie grotere maatschappelijke inspanningen moeten worden verricht om de mensen die op de korte termijn hun baan verliezen weer aan een nieuwe baan te helpen dan in betere economische tijden. Voor de langere termijn ebt het negatieve effect grotendeels weg doordat mensen elders werk vinden. Het is echter lastig de precieze effecten van deze economische crisis op een mogelijk extra verlies aan banen in de detailhandel te bepalen en mee te wegen in het totale verwachte effect van het wetsvoorstel op de werkgelegenheid.
De effecten van het wetsvoorstel op de Nederlandse economie als geheel zullen naar verwachting beperkt zijn. Dit neemt niet weg dat de inspanningen van het kabinet er juist op gericht zijn de economie waar mogelijk de goede kant op te helpen. Dat blijft onverkort gelden.
Inwerkingtreding
Tot slot vroegen de leden van de fractie van de VVD of de regering vast houdt aan de latere invoering van de wijziging van de Winkeltijdenwet, zoals zij zelf heeft voorgesteld.
Ik heb inderdaad voorgesteld om de wijziging van de Winkeltijdenwet per 1 januari 2011 in werking te laten treden. De Tweede Kamer bleek echter in meerderheid voor eerdere inwerkingtreding. Ik heb meerdere malen aangegeven dat ik mijn best zal doen om dit te realiseren, maar dat de ingangsdatum mede afhankelijk is van de voortgang van de parlementaire behandeling. Gezien de voortgang van de parlementaire behandeling en in het licht van de vaste verandermomenten (1 januari en 1 juli) ligt het voor de hand dat, indien het wetsvoorstel tot wet verheven is, de wijziging van de Winkeltijdenwet op 1 januari 2011 in werking treedt.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31728-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.