31 726
Wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en de Kadasterwet (aanvulling, verduidelijking en enige technische verbeteringen van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en aanvulling van de Kadasterwet in verband met de toedeling van taken aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers ten aanzien van de landelijke voorziening voor de basisregistraties adressen en gebouwen)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 december 2008

In artikel I, onderdeel P, onder 1, van het voorstel van wet komt artikel 32, eerste lid, onderdeel b, te luiden:

b. verleent de Dienst eenieder inzage in de landelijke voorziening en verstrekt de Dienst aan eenieder de daarin opgenomen gegevens.

Toelichting

Deze tweede nota van wijziging bevat een inhoudelijke wijziging van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en de Kadasterwet (aanvulling, verduidelijking en enige technische verbeteringen van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en aanvulling van de Kadasterwet in verband met de toedeling van taken aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers ten aanzien van de landelijke voorziening voor de basisregistraties adressen en gebouwen) (Kamerstukken II 2008/2009, 31 726, nr. 2; hierna: het wetsvoorstel).

De wijziging heeft betrekking op artikel I, onderdeel P, onder 1, van het wetsvoorstel, waarbij artikel 32, eerste lid, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de wet) wordt gewijzigd. De thans voorgestelde wijziging houdt in dat in onderdeel b van dit artikellid, dat betrekking heeft op het verlenen van inzage in de landelijke voorziening en het verstrekken van gegevens daaruit, het onderscheid tussen bestuursorganen en andere afnemers komt te vervallen. Beide groepen afnemers zijn vervangen door het overkoepelende begrip «eenieder». Hiermee komt dit artikelonderdeel, afgezien van een redactionele vereenvoudiging door het in elkaar schuiven van een aantal onderdelen, materieel te luiden zoals het destijds bij de wet is vastgesteld.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2008/2009, 31 726, nr. 3, pag. 11–12) is als reden voor het opsplitsen van het begrip «eenieder» in de twee hiervoor genoemde categorieën aangevoerd dat hiermee, in samenhang met de bij het wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 47 van de wet, de ruimte ontstaat om het gebruik van de landelijke voorziening eerst alleen voor bestuursorganen beschikbaar te stellen en pas later voor andere afnemers. Het hanteren van dit onderscheid kan, aldus de memorie van toelichting, wegens uitvoeringstechnische redenen wenselijk zijn. Daarbij is er tevens op gewezen dat het creëren van de mogelijkheid van een gefaseerde beschikbaarstelling van de landelijke voorziening voor bestuursorganen enerzijds en andere afnemers anderzijds niet in strijd is met de richtlijn nr. 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PbEU L 108) (hierna: de richtlijn), omdat deze richtlijn, die mede van toepassing is op de in de adressenregistratie en de gebouwenregistratie opgenomen gegevens, eveneens uitgaat van een gefaseerde beschikbaarstelling van de gegevens waarop zij betrekking heeft aan bestuursorganen en andere afnemers. Daaraan is toegevoegd dat zo in het kader van de wet gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid om de landelijke voorziening gefaseerd beschikbaar te stellen, die fasering in ieder geval niet langer zal voortduren dan de termijn gedurende welke gefaseerde beschikbaarstelling op grond van de richtlijn mogelijk is.

Thans wordt niet langer aanleiding gezien om het hiervoor genoemde onderscheid tussen bestuursorganen en andere afnemers met het oog op een mogelijke gefaseerde beschikbaarstelling van de landelijke voorziening te hanteren. De technische inrichting van de landelijke voorziening is zodanig voortgeschreden, dat tot de conclusie is gekomen dat aan een grondslag voor een mogelijke gefaseerde beschikbaarstelling van de landelijke voorziening aan bestuursorganen enerzijds en andere afnemers anderzijds, geen behoefte bestaat.

Naar inmiddels is gebleken zou overigens ook de richtlijn de gefaseerde beschikbaarstelling slechts beperkt mogelijk maken, te weten tot 15 november 2010. Dit is de datum waarop volgens het voornemen van de Europese Commissie de uitvoeringsmaatregelen voor de zoek- en raadpleegdiensten waarmee, door een ieder, kan worden gebruikgemaakt van het digitale netwerk dat krachtens de richtlijn moet worden opgericht, moeten zijn geïmplementeerd.

Vanaf de implementatiedatum van de richtlijn zelf (15 mei 2009) geldt in eerste instantie uitsluitend de verplichting voor bestuursorganen onderling – nationaal en internationaal – om elkaar desgevraagd van de gegevens die vallen onder het bereik van de richtlijn te voorzien. Deze verplichting staat op zichzelf los van de aanwezigheid van het krachtens de richtlijn op te richten netwerk. Het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn is bij koninklijke boodschap van 14 november 2008 bij de Tweede Kamer ingediend (31 771).

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven