31 710 Deltaprogramma

Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2023

De recent verschenen KNMI’23-scenario’s drukken ons met de neus op de feiten: Nederland moet zich voorbereiden op zwaardere weersextremen. Zelfs in de meest optimistische scenario’s blijft het klimaat nog een flinke tijd veranderen, met grote gevolgen voor Nederland. We zullen vaker te maken krijgen met extremere weertypen, zoals zwaardere regenbuien en hogere temperaturen, maar ook met langere perioden van droogte en hitte.

Daar moeten we ons als samenleving goed op voorbereiden, want de impact op ons dagelijks leven is groot. Zo kan wateroverlast wegen onbegaanbaar maken en gewassen, gebouwen en infrastructuur beschadigen. Tijdens lange periodes van droogte kunnen watertekorten ontstaan met verdroging van de natuur en funderingsschade aan gebouwen en cultureel erfgoed tot gevolg. Hitte kan leiden tot meer gezondheidsklachten en sterfte in de zomer, maar ook tot smeltend asfalt en klemmende bruggen. Overstromingen kunnen leiden tot zeer grote schade en doden en gewonden. Ook kunnen vitale functies beschadigd raken en uitvallen, zoals de drinkwatervoorziening, het elektriciteitsnetwerk en het telecomnetwerk. De stijging van de zeespiegel kan op termijn ingrijpende gevolgen hebben voor de leefbaarheid en bewoonbaarheid van ons land1. In Caribisch Nederland (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) vormen vooral droogte, hitte, de zeespiegelstijging en tropische stormen een bedreiging voor de leefbaarheid op de eilanden.

Bovendien zullen effecten steeds vaker gelijktijdig optreden, waardoor het risico op maatschappelijke ontwrichting toeneemt. Klimaatverandering dwingt ons tot een andere, meer fundamentele aanpak, zodat we ook in de toekomst, met een ander en grillig klimaat kunnen blijven leven, wonen en werken. Dit maakt ook onderdeel uit van het integrale ruimtelijke toekomstperspectief in de nieuwe Nota Ruimte waarin we richting geven en keuzes maken voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2030 en 2050 en een doorkijk geven naar 2100. De contourennotitie2 presenteert de visie en schetst globaal de inhoudelijke richting van deze nota.

Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie

Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie laat zien welke aanpak al in gang is gezet voor de komende jaren én welke extra maatregelen er nodig zijn. Het document laat daarmee zien hoe de uitvoering van de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) wordt aangepakt en wat nodig is om te versnellen. Dat deze versnelling nodig is, bleek ook al uit de evaluatie van de NAS die in 2022 is uitgevoerd3. Daarin werd eveneens aanbevolen om de coördinatie op de klimaatbestendigheid van Nederland te verbeteren en de verantwoordelijkheden te verhelderen. Dit uitvoeringsprogramma vormt de basis voor het vergroten van de regie op dit onderwerp. Dit gebeurt aan de hand van drie uitgangspunten, vijf prioriteiten en vijftien opgaven.

Samenvatting

Onderstaande figuur vat de uitgangspunten, opgaven en prioriteiten samen.

Uitgangspunten

Om Nederland op tijd klimaatbestendig te maken moet het beleid slimmer, intensiever en inclusiever worden. Onder slimmer verstaan we dat alle Nederlanders weten hoe het klimaat zal veranderen, wat hiervan de mogelijke negatieve gevolgen zijn en hoe we daar het beste mee kunnen omgaan. Dat betekent dat bestaande kennis toegankelijk en toepasbaar moet zijn en dat we waar nodig inzetten op kennisontwikkeling. Daarnaast moeten we intensiever aan de slag om de samenleving voor te bereiden op toenemende weersextremen. Oftewel bij alle investeringen in aanleg, beheer, onderhoud, renovatie en vervanging in Nederland, en zeker de grote, rekening houden met klimaatverandering. Tot slot is het van belang om ervoor te zorgen dat de transitie naar een klimaatbestendig Nederland inclusiever wordt: we moeten iedereen betrekken en niemand mag achterblijven.

Opgaven per domein

Het uitvoeringsprogramma gaat in op de vijftien belangrijkste opgaven, variërend van een toekomstbestendige zoetwatervoorziening tot hittebestendige steden, en van goed beschermd cultureel erfgoed tot een veerkrachtige natuur. Ze zijn omwille van de leesbaarheid over vier domeinen verdeeld, maar vergen een integrale benadering vanwege de nauwe onderlinge relaties én de kans op gelijktijdig optreden.

  • Domein water: via lopende programma’s, zoals het Deltaprogramma en het Nationaal Waterprogramma, wordt onverminderd ingezet op de opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en waterkwaliteit. In het kennisprogramma zeespiegelstijging wordt onderzocht wat de (maatschappelijke) gevolgen voor ons land zijn, voor verschillende sectoren en functies, ook voor de lange termijn en wat we kunnen doen om ons voor te bereiden. Op het gebied van stedelijk waterbeheer wordt de komende jaren verkend of en hoe de richtlijnen kunnen worden vastgelegd in wet- en regelgeving. Om de continuïteit van deze maatregelen te waarborgen is duidelijkheid over langetermijnfinanciering onontbeerlijk, iets wat ook geldt voor klimaatadaptatie in het algemeen.

  • Domein landbouw, natuur en milieu: in de landbouw worden klimaatadaptieve water-, bodem-, en teeltmaatregelen genomen. Daarnaast wordt zowel gewerkt aan de veerkracht van de natuur, als aan de inzet van natuur als middel voor een klimaatbestendige leefomgeving. Verder is het voor Seveso-inrichtingen (bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn) van belang om klimaatrobuust te zijn. De opgaven in dit domein zijn urgentiebevordering, samenwerking en een goede kennisaanpak belangrijke onderdelen.

  • Domein mens en cultuur: de klimaatuitdagingen op het gebied van hitte en (mentale) gezondheid zijn relatief nieuw. Het is nog niet voor alle verantwoordelijke partijen helder welke bijdrage zij moeten leveren aan de brede aanpak voor hitte. Daarnaast leidt klimaatverandering tot schade aan cultureel erfgoed. Het is belangrijk dat erfgoedprofessionals en overheden beter zicht hebben op de risico’s, effecten en mogelijke maatregelen. Tegelijkertijd kan kennis van historische oplossingen ook juist bijdragen aan het vergroten van klimaatbestendigheid.

  • Domein wonen en werken: binnen dit domein worden de komende tijd uitgangspunten opgesteld voor een toekomstbestendige openbare ruimte, bebouwing en infrastructuur. Het aanpassen van bestaande gebouwen en gebieden is een complexe opgave. Voor de klimaatbestendigheid van werklandschappen is het belangrijk dat overheden, ondernemers en eigenaren van bedrijfsvastgoed nauwer gaan samenwerken. Voor infrastructuur, waaronder vitale netwerken en processen, is meer aandacht nodig voor de onderlinge relaties. Uitval in één vitale sector of op één locatie kan namelijk gevolgen hebben voor andere sectoren of locaties.

Prioriteiten die voortvloeien uit het uitvoeringsprogramma

Uit bovenstaande blijkt dat er al veel gebeurt. Er is echter meer nodig om snel genoeg klimaatbestendig te worden. De Ministeries van IenW, LNV, EZK, VWS, OCW, BZK en JenV hebben, op basis van de reeds geplande acties en de geadviseerde aanvullende acties, gezamenlijk vijf prioriteiten bepaald:

  • 1. Het formuleren van concretere adaptatiedoelen: waar ze nog ontbreken zullen voor alle opgaven concrete doelen worden opgesteld, te starten met hitte en klimaatbestendige energie-infrastructuur.

  • 2. Het toegankelijker en toepasbaar maken van kennis over de gevolgen van klimaatverandering en mogelijke maatregelen, ook voor inwoners, en waar nodig inzetten op kennisontwikkeling.

  • 3. Het uitnodigen van een brede groep belanghebbenden om mee te denken over de richting en invulling van de herziene NAS4 en het vraagstuk hoe klimaatadaptatie rechtvaardiger kan worden uitgevoerd.

  • 4. Het verkennen van de manier waarop gezorgd kan worden dat klimaatbestendigheid standaard wordt meegenomen bij alle beleid, ook in de grote transities en opgaven5.

  • 5. Het verkennen van de mogelijkheden om financiering van klimaatadaptatie te verbreden.

Met het oppakken van deze prioriteiten gaan we de grootste uitdagingen aan. Deze prioriteiten zijn overigens nauw met elkaar verbonden. Zo kan het formuleren van concrete doelstellingen helpen om (ontwerp)normen te ontwikkelen, waardoor de bijbehorende kosten beter kunnen worden onderbouwd en klimaatbestendigheid beter kan worden meegenomen. Duidelijke doelen stellen ons in staat om te bepalen of Nederland beter bestand is tegen de gevolgen van klimaatverandering (monitoring).

Vooruitblik

De vijf prioriteiten uit het uitvoeringsprogramma vormen de basis voor de herijking van de NAS. Daar gaan we binnenkort mee aan de slag. De verwachting is dat deze in 2025/2026 afgerond wordt. De NAS is een belangrijk instrument om invulling te geven aan de opgaven waar we voor aan de lat staan. De herziene NAS zal door het volgende kabinet worden vastgesteld. Met dit uitvoeringsprogramma is hiervoor een goede basis gelegd.

Voor de herijking van de NAS is ook het aankomende advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) over klimaatadaptatie en ruimte van belang. Daarnaast zijn de KNMI’23-scenario’s en de daaruit voortvloeiende herijking van de klimaatimpacts en risico’s die de komende jaren door het PBL zal worden uitgevoerd6, belangrijke bouwstenen. Voor de uitvoering van de motie van de leden De Hoop en Bromet7 worden de komende periode gesprekken met decentrale overheden gevoerd. De motie vraagt om een oplossing die voorkomt dat mensen met lage- en middeninkomens achterblijven in de minst toekomstbestendige woningen.

Belangrijk om te vermelden is dat dit uitvoeringsprogramma een momentopname is. Er worden steeds weer nieuwe initiatieven genomen om Nederland weerbaarder te maken tegen klimaatverandering. Dit uitvoeringsprogramma zal daarom regelmatig worden geüpdatet. De eerstvolgende versie zal snel na de nieuwe NAS verschijnen en daarna elke twee jaar worden geactualiseerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

De Kamer is via een aparte brief al geïnformeerd over de resultaten uit de tussenbalans van het kennisprogramma Zeespiegelstijging: Kamerstukken 36 410-J, nr. 5.

X Noot
2

De Minister voor VRO heeft op 6 oktober 2023 de contourennotitie voor de Nota Ruimte naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 435, nr. 264).

X Noot
3

Kamerstuk 31 793, nr. 233.

X Noot
4

Dit is ook in lijn met de Kabinetsreactie van 2 juni 2023 op het WRR-rapport Rechtvaardigheid in klimaatbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 1236).

X Noot
5

Het principe van Water en Bodem Sturend (WBS) overlapt qua doelen voor een deel met de NAS. Beide programma’s kunnen elkaar versterken, door maatregelen op elkaar af te stemmen en kennis over benodigde aanpassingen goed te delen.

X Noot
6

Kamerstuk 31 710, nr. 79.

X Noot
7

Kamerstuk 27 625, nr. 602.

Naar boven