31 710 Deltaprogramma

Nr. 24 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 november 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu inzake de het Deltaprogramma 2012; Werk aan de delta (Kamerstuk 31 710, nr. 23).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 november 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de commissie,

Sneep

1

Kunt u aangeven wat wordt bedoeld met omslagpunten in ons watersysteem?

Een omslagpunt treedt op als door veranderingen in klimaat of sociaal-economische omstandigheden (bestaand) beleid, maatregelen of infrastructuur ontoereikend worden om aan gestelde criteria, normen of afspraken te blijven voldoen. Dit kan zijn vanwege fysieke, technische, of maatschappelijk onacceptabele effecten. Een voorbeeld van een omslagpunt in het watersysteem is de mogelijke verzilting in de komende decennia van het zoetwater inlaatpunt bij Gouda. Een ander voorbeeld is het moment dat spuien onder vrij verval vanaf het IJsselmeer naar de Waddenzee als gevolg van voortgaande zeespiegelstijging niet meer mogelijk is.

2

Hoe is het mogelijk dat een advies leidend is, gezien de stelling dat de kern van het advies «Sneller en beter» leidend is voor werken binnen het Deltaprogramma, wanneer dit nog niet is uitgewerkt in beleid en wetgeving?

Het advies «Sneller en beter» is uitgewerkt in een actieplan dat het vorige kabinet in november 2008 heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. Eén van de acties is het doorvertalen van het advies «Sneller en beter» vnaar andere infrastructurele projecten, waarbij water als voorbeeld wordt genoemd (actie 6). Dat is dan ook de werkwijze binnen het Deltaprogramma en daarbij wordt aangesloten op de motie Lucas-Smeerdijk c.s. (Kamerstuk 32 500 A, nr. 45). Inmiddels is de Tracéwet aangepast aan «Sneller en beter» en op 7 juni 2011 door uw Kamer aangenomen.

3

Waarom wordt er gesteld dat – vanuit het advies «Sneller en beter» – beslismomenten duidelijk zijn? Wanneer zijn welke beslismomenten en waar is dit terug te vinden?

In het advies Sneller en Beter wordt aangegeven dat het zelden voorkomt dat een goed afgebakende, integrale en brede verkenning wordt afgesloten met een politiek gedragen besluit, waardoor fundamentele discussies over nut en noodzaak van een project steeds terugkomen op latere momenten in het besluitvormingsproces. Om dit te voorkomen in het Deltaprogramma worden belangrijke momenten in de voorbereidingen voor het jaarlijkse beslismoment in de ministerraad, vastgelegd in een bestuurlijke planning. Deze planning is terug te vinden in bijlage E van het Deltaprogramma 2012.

4

Waaruit bestaat de «externe advisering» die de waarde van de organisatie en werkwijze bevestigd heeft, en tevens heeft geleid tot waardevolle aanbevelingen die de organisatie nog effectiever maken?

De «externe advisering» bestaat uit een evaluatieonderzoek naar de governance van het Deltaprogramma. Dit onderzoek is uitgevoerd in de eerste 3 maanden van 2011 door een onafhankelijk adviesbureau. Het onderzoek had als doel te bekijken of het Deltaprogramma eenvoudiger kan worden georganiseerd.

5

Wat is de naam van de onder de voetnoot genoemde «externe evaluatie»?

«Evaluatieonderzoek naar de governance van het Deltaprogramma».

6

Waaruit bestaan de waardevolle aanbevelingen die de externe evaluatie heeft opgeleverd?

De aanbevelingen bestaan uit 8 adviezen voor het Deltaprogramma, die zijn overgenomen in het Deltaprogramma. In hoofdlijnen gaan deze aanbevelingen in op het belang van de verbinding tussen rijk en regio, de huidige organisatiestructuur die logisch is gezien de complexe opgave. Overige aanbevelingen betreffen onder meer het belang van het aanbrengen van volgtijdelijkheid van en verbinding tussen de deelprogramma’s van het Deltaprogramma, heldere communicatie, de rol van regionale stuurgroepen en van andere partijen dan de overheid. Ze zijn terug te vinden in het rapport dat als bijlage bij het Deltaprogramma 2012 is gevoegd.

7

  • a. Hoe verhoudt het in het Bestuursakkoord Water aangekondigde Waterveiligheidsprogramma, dat in 2014 aan de Kamer wordt voorgelegd, zich tot de Deltabeslissing Waterveiligheid, welke naar verwachting in 2015 genomen zal worden?

  • b. Hoe wordt het besluit omtrent de nieuwe normering waterveiligheid hierin verwerkt?

  • a. Het waterveiligheidsprogramma zal bestaan uit drie pakketten van programma’s/projecten: lopende projecten, projecten in voorbereiding en projecten in onderzoek. Naar verwachting zal de Deltabeslissing Waterveiligheid leiden tot programma’s/projecten in onderzoek. Deze zullen daarna onderdeel uitmaken van het waterveiligheidsprogramma.

  • b. Het voorstel voor de Deltabeslissing Waterveiligheid zal onder andere een voorstel voor een (gedeeltelijke) actualisatie van de waterveiligheidsnormen omvatten.

8

Op welke onderzoeken wordt gedoeld bij de stelling dat uit een onderzoek van Ecoshape zou blijken dat natuurlijke waterveiligheidsmaatregelen kosteneffectief kunnen zijn en meerwaarde opleveren?

In de stelling wordt verwezen naar het rapport «Perspectief Natuurlijke Keringen», juni 2011, dat als bijlage bij het Deltaprogramma 2012 aan uw Kamer is aangeboden.

9

  • a. Kunt u aangegeven welke van de waterveiligheidsmaatregelen met een meerwaarde – die in het onderzoek van Ecoshape zijn genoemd – worden uitgewerkt en waarom?

  • b. Kunt u hierbij ook aangegeven welke maatregelen niet worden uitgewerkt en wat daarvan de reden is?

  • a. Het rapport maakt duidelijk dat toepassing van natuurlijke waterveiligheidsmaatregelen maatwerk is en dat, waar de situatie geschikt is om ze toe te passen, een dergelijke oplossing, kosteneffectief kan zijn of meerwaarde kan opleveren. Het is daarom essentieel om bij waterveiligheidsprojecten de diverse mogelijke maatregelen te onderzoeken en waar zinvol en doelmatig als één van de alternatieven uit te werken.

  • b. Wanneer natuurlijke veiligheidsmaatregelen, afhankelijk van de plaatselijke situatie, geen meerwaarde opleveren en/of niet kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd, zal de afweging logischerwijs negatief uitpakken.

10

Op basis van welke criteria wordt bepaald of maatregelen haalbaar en doelmatig zijn?

Vanzelfsprekend moet de vereiste bescherming tegen het water afdoende zijn gegarandeerd. Daarnaast zullen criteria als kostenefficiëntie en maatschappelijke meerwaarde belangrijk zijn.

11

  • a. Is nagegaan of het ontwerp- en toetsingsinstrumentarium moet worden aangepast?

  • b. Zo ja, met welke uitkomst?

  • c. Zo nee, waarom niet?

  • d. Wanneer krijgt de Kamer de selectie van ontwerp- en toetsingsinstrumentaria dat is aangepast, met de reden van aanpassing?

Het wettelijk toetsinstrumentarium voor de 4e toetsronde wordt op dit moment voorbereid. Dit instrumentarium biedt mogelijkheden om innovatieve concepten voor waterveiligheid te beoordelen. Het toetsinstrumentarium wordt voor de start van de 4e ronde toetsing, uiterlijk 2017, bij ministeriële regeling vastgesteld, waarover uw Kamer vanzelfsprekend wordt geïnformeerd.

12

Klopt het dat het «Nationaal Kader Kust» nog niet formeel aan de Kamer is aangeboden? Op welke moment kan de Kamer een besluit nemen over «Nationaal Kader Kust»?

Het Nationaal Kader Kust is als bijlage bij het Deltaprogramma 2012 gevoegd en daarmee formeel aan uw Kamer aangeboden. Uw kamer is in de gelegenheid het Nationaal Kader Kust in haar beraadslagingen te betrekken.

13

Maken de conclusies uit het onderzoek «Nationaal Kader Kust» reeds deel uit van voorliggend Deltaprogramma 2012?

De conclusies uit het Nationaal Kader Kust maken integraal deel uit van het Deltaprogramma 2012. Het betreft overigens geen onderzoek, maar een richtinggevend kader dat interbestuurlijk tot stand is gekomen.

Het Nationaal Kader Kust vormt de basis voor en geeft handvatten aan de provinciale visies/strategische agenda’s en de Nationale Visie Kust. Het geeft daarmee richting aan het vervolgproces binnen het deelprogramma Kust. Daarnaast concludeert het Nationaal Kader Kust dat uit hoofde van de veiligheid grootschalige kustuitbreiding ten minste voor de komende vijftig jaar niet nodig is. In het Deltaprogramma 2012 komt dit terug in het advies van de deltacommissaris om grootschalige kustuitbreiding geen onderdeel meer te laten zijn van het deelprogramma Kust. Het kabinet heeft ingestemd met het advies van de deltacommissaris.

14

  • a. Waarom wordt nu reeds gesteld dat grootschalige kustuitbreiding geen onderdeel uitmaakt van het deelprogramma kust?

  • b. Is dit besproken met alle betrokken provincies?

  • c. Wat wordt bedoeld met de zin «wel kunnen provincies ruimtelijke voorstellen ontwikkelen voor de kustplaatsen»?

  • d. Wie bepaalt of en welke ontwikkelde plannen tot uitvoering gebracht gaan worden?

  • e. Hoe worden in dit geval de kosten verdeeld?

  • a. Omdat grootschalige kustuitbreiding niet noodzakelijk is voor de veiligheid, ten minste voor de komende 50 jaar (zie voor nadere toelichting pag. 42 van het Deltaprogramma 2012 en het Nationaal Kader Kust).

  • b. Het Deltaprogramma is een nationaal programma, waarin provincies, gemeenten, waterschappen en rijk participeren. In de programmaorganisaties van de deelprogramma’s zijn de provincies ambtelijk vertegenwoordigd en in de regionale stuurgroepen, de nationale Stuurgroep Deltaprogramma en het Nationaal Bestuurlijk Overleg Deltaprogramma zijn onder andere de provincies bestuurlijk vertegenwoordigd. Deze conclusie van de deltacommissaris over kustuitbreiding is derhalve, evenals alle andere conclusies, in nauw overleg met de provincies tot stand gekomen.

  • c. De provincies houden de mogelijkheid om ruimtelijke plannen te ontwikkelen waarin op lokale schaal kustuitbreiding een rol speelt, waarbij de technische, economische en juridische haalbaarheid vanzelfsprekend belangrijke randvoorwaarden zijn.

  • d. Dit is afhankelijk van welke partijen bijdragen aan de bekostiging van de plannen en van de juridische randvoorwaarden. Plannen waaraan de rijksoverheid bijdraagt, komen ook aan de orde in het bestuurlijk overleg MIRT.

  • e. Dat hangt af van de specifieke casus. Vanuit het Deltafonds zal alleen worden bijgedragen wanneer er een opgave ligt, zoals bedoeld in de Deltawet.

15

  • a. Op basis van welke gegevens is een nieuw peilbesluit voor het IJsselmeer, zoals aangekondigd in het Nationaal Waterplan, op korte termijn niet nodig?

  • b. Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de Deltabeslissing IJsselmeergebied? Maakt een peilbesluit geen onderdeel uit van die Deltabeslissing?

  • a. Bij de nadere uitwerking van het korte termijn peilbesluit is gebleken dat, in tegenstelling tot eerdere inzichten zoals verwoord in het Nationaal Waterplan, het nemen van een peilbesluit voor de korte termijn niet nodig is. Uit een reeks van voorstudies is gebleken dat met het huidige peilbesluit de beschikbare zoetwatervoorraad in het IJsselmeergebied voorlopig voldoende is om aan de behoefte te voldoen. Een extra peilopzet blijkt daarnaast negatieve gevolgen te hebben voor natuur, doordat laag gelegen buitendijkse gebieden en ondiep water «verdrinken» (bij 30 cm peilverhoging komt 40% van de buitendijkse natuur onder water).

  • b. De Deltabeslissing IJsselmeergebied omvat een beleidsbeslissing over het toekomstig peilbeheer voor het IJsselmeergebied. Er wordt een peilstrategie ontwikkeld voor de periode 2015–2050, met een doorkijk naar 2100. Een aanpassing van het huidige peilbesluit zal mogelijk één van de maatregelen zijn uit het bijbehorende uitvoeringsprogramma.

16

  • a. Wanneer ontvangt de Kamer het «Ontwerp beleidskader Nieuwbouw en Herstructurering» dat in 2011 zal zijn ontwikkeld?

  • b. Waarom wordt het definitieve beleidskader pas in 2014 verwacht?

  • c. Wat is de relatie met het «Actieprogramma Water en Ruimte» (blz. 18)?

  • a. Er is voor gekozen om het Deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering meer te laten aansluiten op het proces van het Deltaprogramma. Dat wil zeggen dat het ontwerp beleidskader niet als afzonderlijk stuk wordt ontwikkeld eind 2011, maar dat het in wisselwerking met de vorming van gebiedsstrategieën in de gebiedsgerichte deelprogramma’s tot stand komt en dat hierover wordt gerapporteerd in de komende Deltaprogramma’s. Uiteindelijk resulteert dit in een voorstel voor de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie in 2014.

  • b. Het definitieve beleidskader ofwel de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie wordt in 2014 verwacht. Dan komt de deltacommissaris met één samenhangend voorstel voor alle deltabeslissingen.

  • c. Het Actieprogramma Water en Ruimte is een initiatief van de Unie van Waterschappen waarin alle partners in de ruimtelijke ordening worden betrokken. Het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering participeert in dit Actieprogramma aangezien het voor het deelprogramma één van de manieren is om de beleidsontwikkeling direct te koppelen aan de praktijk.

17

Wordt er nog steeds naar verwachting eind 2011 een standpunt bepaald over de actualisering van de waterveiligheidsnormen?

Zie het antwoord op vraag 18.

18

Wanneer verwacht u het standpunt inzake de actualisering van de waterveiligheidsnormen naar de Kamer te kunnen zenden (principe-besluit)?

Zodra er duidelijkheid is over de normen zal ik uw Kamer daarover informeren. Op dit moment is die duidelijkheid er nog niet.

Zie ook het antwoord op vraag 25 op pagina 8.

19

Wat is de status van het ontwerp «Nationaal beleidskader voor nieuwbouw en herstructurering»?

Zie het antwoord op vraag 16.

20

Is de in september verwachte kabinetsreactie op het advies van het topteam water, dat op 17 juni jl. aangeboden is aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, reeds ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Op 13 september jl. is er een kabinetsreactie naar uw Kamer gestuurd «Naar de top, het bedrijvenbeleid in actie(s)» (Kamerstuk 32 637, nr. 15).

21

Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij «mogelijk tussentijdse conclusies waarmee richting wordt gegeven» aan de uitwerking van de Deltaprogramma’s van 2013, 2014 en 2015?

Bedoeld zijn mogelijk tussentijdse conclusies op weg naar het voorstel voor de deltabeslissingen in 2014 c.q. in het Deltaprogramma 2015. Deze mogelijke tussentijdse conclusies zullen worden beschreven in de Deltaprogramma’s 2013 en 2014. Vergelijkbaar met hoe er tussentijdse conclusies zijn getrokken in het Deltaprogramma 2012. In dit Deltaprogramma zijn bijvoorbeeld de conclusies getrokken dat grootschalige kustuitbreiding niet nodig is voor de veiligheid en dat een nieuw peilbesluit voor het IJsselmeer voor de korte termijn niet nodig is. Uw Kamer wordt via het jaarlijkse Deltaprogramma actief betrokken bij het gehele Deltaprogramma en dus ook bij de mogelijk tussentijdse conclusies.

22

Hoe werken de deltascenario’s door naar de kansrijke strategieën voor de deltabeslissingen?

De deltascenario’s worden benut om de toekomstbestendigheid van strategieën te beoordelen. Deze scenario’s zijn behulpzaam bij het beantwoorden van de vraag of de voorgestelde strategieën ook effectief zijn als sociaal-economische ontwikkelingen en klimaatverandering anders verlopen dan nu wordt aangenomen.

23

  • a. Wanneer wordt besloten over een eventuele koppeling tussen economische en ecologische ontwikkelingen aan de opgaven?

  • b. Welke bestuurslaag is (eind)verantwoordelijk?

  • c. Van waaruit worden de benodigde financiën geregeld?

  • a. Conform de adaptieve werkwijze van het Deltaprogramma wordt door de gebiedsgerichte deelprogramma’s bij de ontwikkeling van gebiedsgerichte strategieën actief gezocht naar de koppeling met andere beleidsagenda’s, zodat de kans op een doelmatige uitvoering wordt vergroot en/of maatschappelijke meerwaarde wordt gerealiseerd. Concrete besluiten over maatregelen en voorziening, zoals beschreven in de Deltawet, en de koppeling met bijvoorbeeld economische en ecologische ambities worden genomen bij het Deltaprogramma 2015, dat in september 2014 aan uw Kamer wordt aangeboden, en vervolgens in het kader van elk jaarlijks Deltaprogramma daarna.

    Vanzelfsprekend zal ik daar waar nu reeds kansen liggen voor het koppelen van opgaven en ambities deze binnen de gegeven (financiële) randvoorwaarden grijpen. Een voorbeeld daarvan is de afspraak die ik op 10 november jongstleden heb gemaakt over de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum in een bestuursovereenkomst met de provincie Limburg en de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei.

  • b. Het Bestuursakkoord Water en de actualisatie van het ruimtelijk beleid maken duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Met inachtneming van die heldere verantwoordelijkheidsverdeling wordt in het nationale Deltaprogramma samengewerkt door gemeenten, waterschappen, provincies en rijk en toegewerkt naar gedragen besluiten. Dit gebeurt in de regionale stuurgroepen, de Stuurgroep Deltaprogramma en finale afstemming vindt plaats in het Nationaal Bestuurlijk Overleg Deltaprogramma. Besluitvorming over concrete projecten wordt voorbereid conform de spelregels van het MIRT en in de bestuurlijke overleggen van het MIRT.

  • c. Een bestuursorgaan dient financieel bij te dragen voor dat deel waarvoor het verantwoordelijkheid draagt. Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld vanuit het Deltafonds de nationale waterveiligheids- en zoetwateropgaven worden bekostigd, maar dat voor de realisering van andere ambities additionele financiering moet worden gevonden. Het toevoegen van financiële middelen kan eenvoudig via het experimenteerartikel, dat ten dienste staat van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma. Voorbeelden zouden kunnen zijn: ambities op het gebied van waterkwaliteit uit het begrotingshoofdstuk van IenM en ambities op het terrein van gebiedsontwikkeling uit de begroting van de betreffende provincie.

24

Hoe wordt het proces ingericht om met alle betrokkenen gedragen voorstellen te ontwikkelen voor de deltabeslissingen in 2014?

De deltacommissaris bereidt jaarlijks het voorstel voor het Deltaprogramma voor. In dit proces worden de voorstellen voor de deltabeslissingen ontwikkeld. Hij wordt geadviseerd door de Stuurgroep Deltaprogramma. Hieraan nemen bestuurlijke vertegenwoordigers van de stuurgroepen van alle deelprogramma’s, vertegenwoordigers van UvW, IPO en VNG en de betrokken directeuren-generaal van de departementen van IenM en EL&I deel, onder voorzitterschap van de deltacommissaris. Bestuurlijke afstemming vindt jaarlijks, onder mijn voorzitterschap, plaats in het Nationaal Bestuurlijk Overleg (NBO) in juni, voorafgaand aan de besluitvorming in de ministerraad over het Deltaprogramma. Deelnemers zijn verder de staatsecretaris van EL&I, vertegenwoordigers van UvW, IPO en VNG, de voorzitters van de stuurgroepen van de gebiedsgerichte deelprogramma’s en de deltacommissaris als secretaris.

25

Bevat de strategie voor een duurzame zoetwatervoorziening ook een ruimtelijke keuze voor aanwijzing van zoetwaterbekkens?

Ja, bij het zoeken naar strategieën en bijbehorende maatregelen zal onder meer worden gekeken naar het vergroten van het wateraanbod. Dat kan bijvoorbeeld door middel van zoetwaterbekkens.

26

Is de scope van de deltabeslissing «Ruimtelijke adaptatie» verruimd ten opzichte van het eerste deltaprogramma door toevoeging van aanbevelingen voor wateroverlast en hittestress?

Nee, de scope is niet verruimd. De in het Deltaprogramma 2012 genoemde aanbevelingen voor wateroverlast en hittestress zullen deel uitmaken van het beleidskader en dat is niet veranderd.

27

In hoeverre wordt de deltabeslissing Rijn-Maasdelta meer dan een procesbesluit voor de verdere aanpak van de Rijn-Maasdelta?

De aanpak in het Deltaprogramma vraagt om de ontwikkeling van inhoudelijke strategieën, ook voor de Rijn-Maasdelta beslissing. Door koppeling tussen korte en lange termijn (bijv. resultaten van de derde toetsing en de klimaatopgave) komen concrete maatregelenpakketten met betrekking tot de bescherming tegen hoog water en oplossingen voor de zoetwatervoorziening in beeld, die op middellange termijn tot uitvoering moeten komen. Daarmee wordt de deltabeslissing Rijn-Maasdelta meer dan een procesbesluit.

28

Kunt u aangeven waarin de 52 projecten in de Maaswerken met betrekking tot hoogwaterbescherming tekort schieten, als na realisatie nog een aanvullende opgave dient te komen om het gehele Maasdal aan het afgesproken veiligheidsniveau te laten voldoen?

Er is geen sprake van dat de deelprojecten uit Maaswerken tekort schieten. Met deze deelprojecten worden alle afgesproken doelen van Maaswerken gerealiseerd. Geconstateerd is echter dat het beschermen van het Maasdal op een niveau van 1/250 per jaar een aanvullende opgave vereist. Realiseren van Maaswerken is en blijft hierbij een noodzakelijk uitgangspunt. In dit kader verwijs ik ook graag naar de door mij gesloten «Bestuursovereenkomst waterveiligheid Maas. Droge voeten voor Limburg!» met de provincie Limburg en de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei op 10 november jl.

29

Kunt u aangeven of voor de actualisatie van de waterveiligheidsnormen ook rekening is gehouden met een zeer beperkte of niet stijgende zeespiegel, waardoor waterveiligheidsnormen ook naar beneden zouden kunnen worden bijgesteld?

De actualisering wordt ingegeven door de toename van het aantal inwoners en van de economisch waarde achter de waterkeringen. Een stijgende zeespiegel betekent wel een (extra) opgave om te (blijven) voldoen aan de normen. Wanneer de zeespiegelstijging zeer beperkt of afwezig is, dan is dit deel van de waterveiligheidsopgave ook beperkter.

In de MKBA zijn de economisch optimale beschermingsniveaus in 2050 berekend. Bij deze berekening is de zeespiegelstijging meegenomen, maar uit de gevoeligheidsanalyse in de MKBA blijkt dat klimaatverandering nauwelijks een rol speelt bij de berekenende economisch optimale beschermingsniveaus.

30

Op welke manier wordt er voor gezorgd dat de uitkomsten van de derde Veiligheidstoetsing, met daarbij een specifieke verantwoordelijkheid voor de waterschappen, integraal worden meegenomen in het samenhangende waterveiligheidsprogramma, zoals ook is afgesproken in het Bestuursakkoord Water?

Het Deltaprogramma is een nationaal programma waarin zowel waterschappen, gemeenten, provincies als het rijk participeren. De waterschappen leveren zowel ambtelijk als bestuurlijk een grote bijdrage aan het Deltaprogramma. In de deelprogramma’s van het Deltaprogramma worden gebiedsgerichte veiligheidsstrategieën ontwikkeld ten behoeve van de deltabeslissingen en het samenhangende waterveiligheidsprogramma. Bij de ontwikkeling van deze strategieën en bij de programmering van het waterveiligheidsprogramma worden de uitkomsten van de derde toetsing integraal meegenomen. Zie verder ook het antwoord op vraag 7.

31

  • a. Wanneer worden de studies van Deltares ten behoeve van de actualisering van de veiligheidsnormen naar de Kamer gestuurd?

  • b. Waarom heeft de Kamer deze niet eerder ontvangen?

De studies zullen tezamen met mijn eerste beeld nog voor het Wetgevingsoverleg op 5 december naar uw Kamer worden gestuurd. De studies zijn niet eerder naar de Kamer gestuurd, omdat ik hecht aan een zorgvuldige aanpak van deze complexe materie. De studies zijn in het voorjaar opgeleverd en vervolgens naar het Centraal Planbureau (CPB) en het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) gestuurd om de kwaliteit te laten beoordelen. Eind augustus heb ik van het CPB een reactie gekregen; eind september heb ik een reactie van het ENW ontvangen. Vervolgens heb ik de afgelopen weken, mede op basis van deze adviezen, overleg gevoerd met betrokkenen en mijn standpunt voorbereid.

32

Neemt u in 2012 een principebesluit over de normering op basis van overstromingsrisico's in plaats van de huidige overschrijdingskansen?

Zie het antwoord op vraag 25 op pagina 8.

33

  • a. Neemt u het advies van de Deltacommissaris over, om zodra de maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA)- waterveiligheid 21e eeuw en de Analyse van slachtofferrisico's Waterveiligheid 21e eeuw gereed, gevalideerd en vastgesteld zijn, deze zo spoedig mogelijk ter beschikking te stellen voor de ontwikkeling van gebiedsgerichte veiligheidsstrategieën?

  • b. Zo nee, waarom is het advies niet overgenomen?

  • c. Zo nee, waarom worden deze rapporten niet gebruikt om te komen tot gebiedsgerichte veiligheidsstrategieën?

Ja, de studies zullen tezamen met mijn eerste beeld nog voor het Wetgevingsoverleg op 5 december naar uw Kamer worden gestuurd. De rapporten zijn daarmee beschikbaar als bouwstenen om te komen tot gebiedsgerichte veiligheidsstrategieën (zie ook het antwoord op vraag 31).

34

Wat is de status van het principebesluit over de waterveiligheidsnormen, dat nog voor dit jaar staat gepland? Ontvangt de Kamer dit voor het Wetgevingsoverleg Water dat plaatsvindt op 5 december 2011?

Zie het antwoord op vraag 18.

35

Wanneer stuurt u de resultaten van de verkenning naar de toepasbaarheid van Deltadijken in Nederland naar de Kamer?

Naar verwachting zal het traject van de verkenning begin volgend jaar volledig zijn afgerond. Na afronding van de verkenning zal ik die u doen toekomen.

36

Hoe verhoudt het advies van de Deltacommissaris om natuurlijke waterveiligheidsmaatregelen uit te werken en toe te passen zich tot het aflopen van het programma Natuurlijke Klimaatbuffers?

De coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers heeft op 3 november tijdens het Tweede Nationale Deltacongres een samenwerkingsovereenkomst getekend met Ecoshape/Building with Nature. In het kader van de Topsector water wordt momenteel de businesscase Ecoshape 2.0 verder uitgewerkt. De kennis over natuurlijke klimaatbuffers wordt dus geborgd via de samenwerking met Ecoshape. Daarnaast is het de bedoeling dat het uitwerken van natuurlijke veiligheidsmaatregelen verder vorm krijgt in de businesscase Ecoshape 2.0.

37

  • a. Wat is de definitie van «geen onomkeerbare schade»?

  • b. Welke criteria worden gebruikt en aangehouden om geen onomkeerbare schade te bepalen?

In het huidige waterbesluit staat: «Het gaat om processen waardoor de vestigingsplaats van flora of fauna onherstelbaar vernietigd wordt. Het ecosysteem kan zich daardoor niet meer herstellen.» Denk bijvoorbeeld aan oxidatie van veengebieden. Hierdoor verdwijnt het veen, en dus ook de bijbehorende natuur. Er wordt gewerkt met duidelijke hydrologische indicatoren, namelijk het grondwater- en het oppervlaktewaterpeil.

38

Kunt u aangeven waarom bij onderzoeken naar het vergroten van het wateraanbod vooral wordt gezocht naar regionale zelfvoorziening, terwijl er ook regio-overstijgende oplossingen zijn, zoals het benutten van het IJsselmeer en de grote rivieren ter vergroting van het wateraanbod?

Dit is vastgesteld beleid, zie hiervoor het Nationaal Waterplan (pag. 90).

Bij het vergroten van het wateraanbod worden onder meer zelfvoorzienendheid en structurele peilverhoging op het IJsselmeer als mogelijke oplossingen onderzocht.

39

  • a. Hoe wordt voorkomen dat het faseverschil tussen de deelprogramma's een belemmering in het uitwerken van mogelijke strategieën kan zijn?

  • b. Hoe wordt de samenhang tussen de deelprogramma's geborgd?

De deltacommissaris voert de regie over het Deltaprogramma en zorgt daarmee voor samenhang en het «in fase blijven» van de deelprogramma’s. Door een iteratief proces tussen de generieke deelprogramma’s veiligheid, zoetwater en nieuwbouw & herstructurering en de uitwerking van deze opgaven in de gebiedsgerichte deelprogramma’s wordt het faseverschil tussen de deelprogramma’s minimaal. De deelprogramma’s komen regelmatig bijeen. Deze werkwijze draagt ook bij aan de samenhang tussen de deelprogramma’s. Er zijn dan ook geen significante belemmeringen voorzien ten aanzien van de uitwerking van mogelijke strategieën. Daarnaast wordt samenhang geborgd door steeds uit te gaan van dezelfde data en modellen (het Delta-instrumentarium). Ten slotte is het gezamenlijk voorbereiden van het samenhangende voorstel voor de deltabeslissingen in de Stuurgroep Deltaprogramma een belangrijke factor voor de samenhang tussen de deelprogramma’s.

40

  • a. Is er al zicht op welke maatregelen mogelijk nodig zijn in het IJsselmeer om te komen tot meer flexibiliteit in het watersysteem?

  • b. Welke andere oplossingsvarianten dan de 1,5 meter peilstijging IJsselmeer of de Nieuwe Waterweg bent u van plan nadrukkelijk in beeld te brengen? Kunt u hierbij bijvoorbeeld ook alternatieve waterberging verspreid over meerdere locaties betrekken?

  • a. Een van de mogelijke maatregelen is het via flexibel peilbeheer opslaan van water in het winterhalfjaar (zowel oppervlaktewater als grondwater) om dit water vervolgens in het zomerhalfjaar te gebruiken.

  • b. De mogelijkheid om de watervoorraad in droge perioden in en buiten het IJsselmeergebied te vergroten zal onder meer in beeld worden gebracht. Zie ook vraag en antwoord 38.

41

  • a. Op welk moment wordt er een besluit genomen inzake het inlaadpunt Gouda en Bernisse?

  • b. Wordt de problematiek inzake het inlaadpunt Gouda en Bernisse naar uw mening reeds voldoende in besluiten gewogen en meegenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?

In 2014 zal de deltacommissaris één samenhangend voorstel voor de deltabeslissingen voorleggen. Onderdeel hiervan is de zoetwaterstrategie die bestaat uit een strategie voor een duurzame zoetwatervoorziening voor Nederland die economisch doelmatig is en een hieraan gekoppeld samenhangend pakket van maatregelen. In deze strategie en de vertaling daarvan voor de Rijn-Maas delta zal de problematiek rond inlaatpunten Gouda en Bernisse zeker in beschouwing worden genomen.

42

Op welke wijze wordt nu al geparticipeerd op het feit dat de scheepvaart in de toekomst, door lagere zomerafvoeren, vaker geconfronteerd wordt met vaardieptebeperkingen?

In de te ontwikkelen zoetwaterstrategie zal naar alle functies worden gekeken, ook naar de scheepvaart.

43

  • a. Hoe verhoudt het richtinggevend en samenhangend besluit over de Volkerak-Zoommeer en Grevelingen zich tot de deltabeslissing Rijn-Maasdelta?

  • b. Op welke wijze wordt reeds toegewerkt naar een samenhangend richtinggevend besluit over Volkerak-Zoommeer en Grevelingen?

  • a. Het samenhangende besluit over het Volkerak-Zoommeer en het Grevelingenmeer gaat over waterberging. De betreffende maatregel is onderdeel van één van de mogelijke strategieën voor de deltabeslissing Rijn-Maasdelta.

  • b. Op dit moment wordt verkend of het op korte termijn nodig is om een aanvullend besluit te nemen over mogelijke berging in het Grevelingenmeer, mede vanuit het regionaal economisch perspectief. Berging in het Volkerak-Zoommeer is staand beleid in het kader van het uitvoeringsprogramma Ruimte voor de Rivier. Als echter gerekend wordt met een stormopzetduur van 35 uur, dan is de bergingscapaciteit van het Volkerak-Zoommeer onvoldoende en is een aanvullende waterveiligheidsmaatregel noodzakelijk. Berging in het Grevelingenmeer is dan één van de meest voor de hand liggende opties.

44

Wat betekent de keuze om een beperkt aantal projecten te identificeren, die de korte termijn met de lange termijnopgave kunnen verbinden, concreet voor de planning en inhoud van de geïdentificeerde projecten?

Met de identificatie van deze projecten wordt ingezet op een optimale aansluiting van huidige projecten op de lange termijnopgave, en met name de wateropgave. Deze werkzaamheden hebben geen negatieve invloed op de planning voor deze projecten. De kwaliteit van de inhoud van de projecten neemt toe, doordat er gekozen kan worden voor maatregelen die ook op langere termijn robuust zijn. Tevens ontstaat er beter zicht op mogelijkheden om 'werk met werk» te maken, waardoor versnelling ook mogelijk wordt. Deze projecten dienen tevens als leerervaring voor toekomstige initiatieven.

45

Wat betekent het concreet dat de generieke deelprogramma’s worden «voorgeschakeld» ten opzichte van de gebiedsgerichte uitwerking, terwijl de deltabeslissingen allemaal voor 2015 zijn voorzien?

«Voorschakeling» van de generieke deelprogramma’s houdt in dat de generieke deelprogramma’s zo snel als redelijkerwijs mogelijk is (eind 2011, begin 2012) kaders beschikbaar stellen aan de gebiedsgerichte deelprogramma’s. Deze kaders worden vervolgens gebiedsgericht uitgewerkt en gebruikt voor de ontwikkeling van mogelijke strategieën. De resultaten daarvan worden beschreven in het Deltaprogramma 2013. Daarna zijn de generieke en gebiedsgerichte deelprogramma’s gefocust op de ontwikkeling van kansrijke en voorkeursstrategieën en de voorbereiding van de 5 deltabeslissingen. In bijlage E bij het Deltaprogramma 2012 is de bestuurlijke planning beschreven.

46

Hoe is de nota «MIRT en MARKT» concreet vertaald in dit Deltaprogramma 2012?

De handreiking MIRT en Markt is een uitgangspunt bij het vroegtijdig betrekken van de markt bij het Deltaprogramma. Deze handreiking beschrijft hoe projectleiders van het ministerie van Infrastructuur en Milieu bij hun projecten marktpartijen kunnen betrekken. Dat betekent dat het als een leidraad zal fungeren bij de verschillende aanbestedingstrajecten die vroeger of later zullen starten.

47

  • a. Welke vier speerpunten uit het advies van de topsector water hebben een directe relatie met het Deltaprogramma?

  • b. Welke maatregelen worden nu al genomen binnen het Deltaprogramma om aan die speerpunten te werken?

  • a. Enabling Deltalife, Water en ICT, More Crop per Drop en Water en Energie. Een voorbeeld bij dit laatste speerpunt is de ontwikkeling van een business case voor een getijdencentrale in de Brouwersdam in de Zuidwestelijke Delta.

  • b. De businesscases die in het kader van deze speerpunten worden geformuleerd dienen volgens de huidige planning in december geconcretiseerd te zijn door consortia binnen de Topsector Water. Hoewel de businesscases nog niet beschikbaar zijn, wordt er tussen de partijen die gezamenlijk aan het Deltaprogramma werken al wel nagedacht over hoe businesscases een rol kunnen spelen binnen het Deltaprogramma en vice versa. Zo is er reeds een convenant getekend tussen de Unie van Waterschappen, Rijkswaterstaat en Ecoshape/Building with Nature over de toepassing van natuurlijke waterveiligheidsmaatregelen.

48

Kunt u inzicht geven in de afwegingen bij de ontvlechting van het Infrastructuurfonds om voldoende middelen beschikbaar te hebben voor een geloofwaardige aanpak van de wateropgaven?

Bij de ontvlechting van het Infrastructuurfonds is de afspraak uit het Aanvullend Beleidsakkoord van het vorig kabinet de basis geweest. Deze afspraak luidde dat er een solide Deltafonds wordt ingesteld dat een voortvarende uitvoering van het Deltaprogramma mogelijk maakt te voorzien van een vaste, stabiele en substantiële voeding, met ten minste vanaf 2020 1 miljard euro jaarlijks uit het reëel constant door te trekken Infrafonds. Met dat als uitgangspunt is vervolgens gezorgd voor voldoende middelen om onder andere de afspraken uit het Bestuursakkoord Water, ook in de periode vóór 2020 na te kunnen komen. Met een jaarlijks beschikbare budget van circa 1,2 miljard euro in de periode 2021–2028 heeft het Deltafonds op basis van huidige inzichten de nodige middelen om de belangrijkste wateropgaven aan te pakken. Daarbij wil ik wel aantekenen dat ik mij kan vinden in de vaststelling van de deltacommissaris, dat niet kan worden uitgesloten dat een volgend kabinet mogelijk moet constateren dat er in de periode 2021–2028 extra middelen benodigd zijn.

49

Wat is uw reactie op de analyse en het advies van de deltacommissaris over de borging van de financiering van het Deltaprogramma?

De analyse van de deltacommissaris geeft mijns inziens goed inzicht in de benodigde middelen voor de wateropgaven en de beschikbare middelen in het Deltafonds. Deze analyse en het advies zullen de komende jaren door de deltacommissaris worden verfijnd. Daarmee is het een belangrijk onderdeel van het Deltaprogramma en relevant voor de te maken keuzes.

50

  • a. Kunt u bevestigen dat er op dit moment een, financieel nog niet gedekte, opgave is van circa 4 miljard euro, met betrekking tot een aantal waterveiligheidsprojecten in voorbereiding?

  • b. Zo ja, hoe ziet deze opgave er precies uit?

  • c. Zo nee, hoe groot is deze nog niet gedekte opgave indicatief?

De analyse en advies van de deltacommissaris, opgenomen in het Deltaprogramma 2012, gaat in op de financiële situatie van de waterveiligheidsopgave. Hierover bent u via het Deltaprogramma 2012 geïnformeerd. Voor mijn reactie op dit advies verwijs ik u naar de brief die u nog eind november van mij zult ontvangen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Gent, W. van (GL), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), voorzitter, Slob, A. (CU), Haverkamp, M.C. (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Graus, D.J.G. (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Bashir, F. (SP), Mos, R. de (PVV), Tongeren, L. van (GL), Monasch, J.S. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), Koolmees, W. (D66), ondervoorzitter, Jong, L.W.E. de (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Caluwé, I.S.H. de (VVD) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Koopmans, G.P.J. (CDA), Lucas, A.W. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Bontes, L. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Bochove, B.J. van (CDA), Ulenbelt, P. (SP), Agema, M. (PVV), El Fassed, A. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Ham, B. van der (D66), Verhoeven, K. (D66), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Boer, B.G. de (VVD) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Naar boven