31 707
Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten in verband met de invoering van een premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 oktober 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «loontijdvak» vervangen door: het tijdvak waarover premie wordt betaald.

b. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De werkgever bewaart bij de loonadministratie een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het college van burgemeester en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de werknemer, bedoeld in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

2

Het in artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «loontijdvak» vervangen door: het tijdvak waarover premie wordt betaald.

b. Het vierde lid komt te luiden:

4. Voor een werknemer zonder vast overeengekomen arbeidsduur wordt de vermindering bepaald aan de hand van het aantal uren waarover de werkgever loon is verschuldigd in het tijdvak waarover premie wordt betaald herleid naar weken.

3

In het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 50c, tweede lid, wordt «waaronder voor het vaststellen van de arbeidsduur» vervangen door: waaronder voor het berekenen van de evenredige vermindering en de samenloop van premiekortingen en premievrijstelling in het tijdvak waarover premie wordt betaald.

4

In het in artikel I, onderdeel P, voorgestelde artikel 122b, tweede lid, vervalt: «en zijn werknemers».

Toelichting

Met deze wijzigingen worden een aantal bepalingen opgenomen ter ondersteuning van de controle op de toepassing van de premiekorting. De in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel geschetste werkwijze wordt daarmee niet aangepast, maar krijgt een duidelijker wettelijke basis.

Door de eerste wijziging wordt met het nieuwe derde lid van artikel 47 van de Wfsv expliciet geregeld, dat de werkgever een verklaring van de instantie, die de uitkering heeft verstrekt in zijn loonadministratie bewaart, waaruit blijkt, dat de werknemer recht had op de uitkeringen, die in artikel 47 worden genoemd.

Voorts wordt verduidelijkt dat waar in de artikelen wordt gesproken over het loontijdvak (artikel 47, tweede lid, en artikel 48, dat over de berekening van de korting gaat) hiermee wordt bedoeld de periode waarover via de aangifte voor de loonheffing de premies en loonbelasting worden betaald. Dit aangiftetijdvak is op grond van artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 de kalendermaand of een periode van vier aaneengesloten weken. De werkgever geeft in de aangifte voor de loonheffing de gegevens over deze periode op zoals over het aantal uren waarover loon is betaald. Op basis van die gegevens kan voor de evenredige vermindering van de premiekorting het aantal uren per week waarin arbeid wordt verricht en waarover loon wordt betaald worden berekend, die dan worden afgezet tegen de volledige arbeidsduur van 36 uur per week. Dat het om dit tijdvak gaat blijkt nu uit het tweede lid van artikel 48 voor de gemiddelde arbeidsduur per week en in het vierde lid van dit artikel, dat betrekking heeft op de herleiding van het aantal uren per week bij een dienstverband waarbij geen vaste arbeidsduur is overeengekomen.

Het kan voor de toepassing van de premiekorting en de controle daarop noodzakelijk zijn nog nadere berekeningsvoorschriften te geven, ook indien in hetzelfde aangiftetijdvak twee soorten premiekortingen of een premiekorting en premievrijstelling op grond van het overgangsrecht kan worden toegepast. Daartoe is de delegatiebepaling in artikel 50c aangevuld (de derde wijziging).

In onderdeel 4 komt de verwijzing naar eventueel door de werknemers verschuldigde premie te vervallen in artikel 122b, tweede lid, omdat dit in het overgangsrecht voor het jaar 2010 niet aan de orde is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven