nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 oktober 2008
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 47 wordt als volgt
gewijzigd:
a. In het tweede lid wordt «loontijdvak» vervangen door:
het tijdvak waarover premie wordt betaald.
b. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De werkgever bewaart bij de loonadministratie een verklaring van
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het college van burgemeester
en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de werknemer, bedoeld
in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van dienstbetrekking
recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
2
Het in artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 48 wordt als volgt
gewijzigd:
a. In het tweede lid wordt «loontijdvak» vervangen door:
het tijdvak waarover premie wordt betaald.
b. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voor een werknemer zonder vast overeengekomen arbeidsduur wordt
de vermindering bepaald aan de hand van het aantal uren waarover de werkgever
loon is verschuldigd in het tijdvak waarover premie wordt betaald herleid
naar weken.
3
In het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 50c, tweede lid,
wordt «waaronder voor het vaststellen van de arbeidsduur» vervangen door: waaronder voor het berekenen van de evenredige vermindering en
de samenloop van premiekortingen en premievrijstelling in het tijdvak waarover
premie wordt betaald.
4
In het in artikel I, onderdeel P, voorgestelde artikel 122b, tweede lid,
vervalt: «en zijn werknemers».
Toelichting
Met deze wijzigingen worden een aantal bepalingen opgenomen ter ondersteuning
van de controle op de toepassing van de premiekorting. De in de memorie van
toelichting bij het wetsvoorstel geschetste werkwijze wordt daarmee niet aangepast,
maar krijgt een duidelijker wettelijke basis.
Door de eerste wijziging wordt met het nieuwe derde lid van artikel 47
van de Wfsv expliciet geregeld, dat de werkgever een verklaring van de instantie,
die de uitkering heeft verstrekt in zijn loonadministratie bewaart, waaruit
blijkt, dat de werknemer recht had op de uitkeringen, die in artikel 47 worden
genoemd.
Voorts wordt verduidelijkt dat waar in de artikelen wordt gesproken over
het loontijdvak (artikel 47, tweede lid, en artikel 48, dat over de berekening
van de korting gaat) hiermee wordt bedoeld de periode waarover via de aangifte
voor de loonheffing de premies en loonbelasting worden betaald. Dit aangiftetijdvak
is op grond van artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake
rijksbelastingen 1994 de kalendermaand of een periode van vier aaneengesloten
weken. De werkgever geeft in de aangifte voor de loonheffing de gegevens over
deze periode op zoals over het aantal uren waarover loon is betaald. Op basis
van die gegevens kan voor de evenredige vermindering van de premiekorting
het aantal uren per week waarin arbeid wordt verricht en waarover loon wordt
betaald worden berekend, die dan worden afgezet tegen de volledige arbeidsduur
van 36 uur per week. Dat het om dit tijdvak gaat blijkt nu uit het tweede
lid van artikel 48 voor de gemiddelde arbeidsduur per week en in het vierde
lid van dit artikel, dat betrekking heeft op de herleiding van het aantal
uren per week bij een dienstverband waarbij geen vaste arbeidsduur is overeengekomen.
Het kan voor de toepassing van de premiekorting en de controle daarop
noodzakelijk zijn nog nadere berekeningsvoorschriften te geven, ook indien
in hetzelfde aangiftetijdvak twee soorten premiekortingen of een premiekorting
en premievrijstelling op grond van het overgangsrecht kan worden toegepast.
Daartoe is de delegatiebepaling in artikel 50c aangevuld (de derde wijziging).
In onderdeel 4 komt de verwijzing naar eventueel door de werknemers verschuldigde
premie te vervallen in artikel 122b, tweede lid, omdat dit in het overgangsrecht
voor het jaar 2010 niet aan de orde is.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. Aboutaleb