31 707
Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten in verband met de invoering van een premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder

nr. 16
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 november 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Aan artikel I wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

Q

Na artikel 125 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 125a Evaluatie premiekorting oudere werknemers

Onze Minister zendt twee jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 47 en 48 over de premiekorting oudere werknemers, en vervolgens telkens na twee jaar, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid van de premiekorting oudere werknemers voor de werkgelegenheid van oudere werknemers en de effecten van die premiekorting op de arbeidsinschakeling van oudere werknemers, op de omstandigheden waarin deze oudere werknemers dienstbetrekkingen aangaan en op de duur van de dienstbetrekkingen van oudere werknemers.

2

Artikel II, onderdeel A, onder 2, komt te luiden:

2. Onder vernummering van het tiende tot en met twaalfde lid tot negende tot en met elfde lid, vervalt het negende lid.

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt in de Wet financiering sociale verzekeringen geregeld, dat de premiekorting oudere werknemers wordt geëvalueerd. Dit zal de eerste keer na twee jaar gebeuren. Op die wijze wordt vastgesteld, of de premiekorting als instrument bijdraagt aan de bevordering van de werkgelegenheid van oudere werknemers, die uit een uitkeringssituatie komen. Het gaat er om vast te stellen bij welk bedrag de premiekorting effectief is en of indexatie noodzakelijk is. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar de twee soorten ouderenkorting, namelijk die bij het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden en het in dienst houden van oudere werknemers. Bij de effectiviteit gaat het ook om de leeftijdgrenzen die in de wet zijn opgenomen. Denkbaar is dat aan de hand van evaluaties wordt vastgesteld, dat deze grenzen op andere jaren kunnen worden gesteld, gelet op de verbetering van de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers en dat het bedrag van de premiekorting voor het in dienst houden van oudere werknemers niet wordt verhoogd tot het bedrag dat geldt voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden. Wijzigingen zullen alsdan worden doorgevoerd met inachtneming van de in het wetsvoorstel beoogde lastenneutraliteit voor werkgevers.

Een punt van aandacht in de evaluatie is ook de vraag door welke werkgevers het instrument wordt ingezet. Daarbij wordt ook gekeken naar de beschikbaarheid van andere instrumenten om werkgevers te stimuleren uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen, zoals de loonkostensubsidie. Ten slotte zal in de periodieke evaluatie worden vastgesteld of er draaideureffecten optreden. Het gaat dan om de duur van de dienstbetrekkingen voor bepaalde of onbepaalde tijd.

Bij dit alles wordt in aanmerking genomen, dat de toepassing van de premiekorting voor de werkgevers eenvoudig blijft en goed controleerbaar is door de Belastingdienst.

De tweede wijziging betreft een aanpassing aan de tweede nota van wijziging bij het voorstel van Wet stimulering arbeidsparticipatie, waarbij aan het voorgestelde artikel 78a van de Werkloosheidswet een artikellid is toegevoegd (Kamerstukken 2008/09, 31 577, nr. 8).

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven