31 705
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009)

nr. 15
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 november 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A wordt «€ 0,0328» vervangen door «€ 0,0315». Tevens wordt «€ 0,0025» vervangen door: € 0,0016.

b. In onderdeel B wordt «€ 324,48» vervangen door: € 318,62.

2

In artikel XIII wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba. In artikel 25 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien daartoe gegronde redenen aanwezig zijn, kan de Belastingdienst/Toeslagen in afwijking van de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, een voorschot of een tegemoetkoming bijschrijven op een ten name van de belanghebbende of diens partner bestaande bankrekening, bestemd voor girale betaling.

3

Aan artikel XIV wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C. Na artikel 67 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a. Informatieverstrekking aan de GGD

Artikel 67a

De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan de GGD kosteloos de gegevens en inlichtingen waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor het toezicht op de naleving van de bij of krachtens hoofdstuk 3 gestelde regels.

Toelichting

I. ALGEMEEN

De onderhavige nota van wijziging bevat een wijziging in de compensatieregeling energiebelasting in verband met de invoering van het capaciteitstarief. Voorts wordt een wijziging voorgesteld van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) die ervoor zorgt dat de Belastingdienst/Toeslagen op basis van gegronde redenen – in afwijking van het door de belanghebbende gedane verzoek – de betaling van toeslagen niet aan een derde doet. Ten slotte is in de nota van wijziging een bepaling opgenomen inzake de gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) in de Wet kinderopvang. Hieronder worden de afzonderlijke onderdelen nader toegelicht. Vorenstaande wijzigingen leiden niet tot budgettaire effecten of nalevingseffecten voor burger of bedrijfsleven.

II. ONDERDEELSGEWIJS

Onderdeel 1

Artikel VIII, onderdelen A en B (artikelen 59 en 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

Om de nadelige effecten van de invoering van het capaciteitstarief te ondervangen, is in artikel VIII van het wetsvoorstel een budgettair neutrale compensatieregeling via de energiebelasting opgenomen. De compensatieregeling bestaat uit een verhoging van de eerste en tweede schijf van het energiebelastingtarief voor elektriciteit en een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting. Bij het vaststellen van de verhogingen is uitgegaan van de tarieven voor 2009 die eerder dit jaar ter goedkeuring zijn voorgelegd aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Die tarieven blijken sindsdien te zijn gewijzigd. De voorgestelde aanpassing strekt ertoe om de doorwerking van deze wijzigingen te verwerken in onderhavig wetsvoorstel.

Onderdeel 2

Artikel XIII, onderdeel A (artikel 25 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

Artikel 25 Awir bevat de regeling voor de uitbetaling van voorschotten of tegemoetkomingen. De hoofdregel daarbij is uitbetaling door middel van een bijschrijving op een ten name van de belanghebbende of diens partner staande bankrekening, bestemd voor girale betaling. Om praktische redenen kan de belanghebbende aangeven dat die uitbetaling aan een derde geschiedt. Door rechtstreekse uitbetaling aan een derde wordt een schakel verwijderd in de driehoeksrelatie tussen de belanghebbende, de derde en de Belastingdienst/Toeslagen. In bepaalde situaties echter kan die betaling aan een derde tot problemen aanleiding geven. Dit geldt bijvoorbeeld in gevallen van dreigend faillissement of surséance van betaling van deze derde tot zelfs verdenking van mogelijk misbruik of frauduleus handelen door die derde. In dergelijke gevallen kan betaling aan een derde tot gevolg hebben dat de tegemoetkoming niet ten goede komt aan het bestemde doel van die tegemoetkoming, zonder dat de belanghebbende daarvan weet. Hoewel de belanghebbende zijn aanwijzing kan intrekken, zal hij vaak niet tijdig weten dat sprake is van een situatie zoals hiervoor genoemd. De voorgestelde wijziging beoogt in deze lacune te voorzien door de Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheid te bieden om in afwijking van de aanwijzing door de belanghebbende, de uitbetaling aan de belanghebbende of diens partner te verrichten ingeval daartoe gegronde redenen bestaan. Hierbij betreft het zowel aanwijzingen die zijn ontvangen maar waaraan nog geen uitvoering is gegeven, als aanwijzingen waaraan reeds uitvoering gegeven is. Hierdoor zal de vanaf dat moment te verstrekken tegemoetkoming ook in dat geval alsnog ten goede komen aan de belanghebbende.

Onderdeel 3

Artikel XIV, onderdeel C (paragraaf 2a van de Wet kinderopvang)

Dit onderdeel van deze nota van wijziging strekt tot aanvulling van de Wet kinderopvang met een bepaling die een wettelijke basis verschaft voor een structurele gegevensverstrekking door de Belastingdienst/Toeslagen aan de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD).

De Wet kinderopvang regelt, zoals bekend, de financiering van kinderopvang door middel van een kinderopvangtoeslag alsmede de kwaliteit van de kinderopvang door middel van wettelijke kwaliteitsregels.

Het toezicht op de kwaliteit en op de kinderopvangtoeslag is formeel gezien gescheiden; de Belastingdienst/Toeslagen is belast met de toekenning en uitbetaling van de kinderopvangtoeslag en controleert daarbij de rechtmatigheid van de aanvragen op grond van de Awir. De GGD houdt – daartoe aangewezen door het college van burgemeester en wethouders – toezicht op de naleving van de kwaliteit op grond van de Wet kinderopvang. Dit gescheiden toezicht vormt een risico voor misbruik en oneigenlijk gebruik van de regelgeving. Zo zijn gevallen bekend waarin het aantal, bij de Belastingdienst/Toeslagen bekende, «koppelingen» (relaties vraagouder – gastouder) aanmerkelijk afwijken van dat van de GGD. Bij koppelingen die de Belastingdienst/Toeslagen wél, maar bij de GGD niet bekend zijn, vindt dus niet het vereiste kwaliteitstoezicht plaats. Hoewel de Belastingdienst/Toeslagen bij het constateren van fraude of andere strafbare feiten met betrekking tot de kinderopvangtoeslag informatie daarover kan doorgeven aan de GGD, bestaat voor een structurele, op controle afgestemde levering van gegevens door de Belastingdienst/Toeslagen geen wettelijke basis. De onderhavige wijziging voorziet daarin.

Die wettelijke basis bestaat overigens wel andersom: de GGD is op grond van artikel 38 Awir verplicht tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan de Belastingdienst/Toeslagen die van belang zijn voor de uitvoering van die wet.

De wijze van gegevensverstrekking zal nader worden uitgewerkt in een convenant tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de GGD.

Gelet op de inhoud is dit onderdeel van de nota van wijziging bij brief van 16 oktober 2008, PO/KOV/66859, van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter advisering voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens. In zijn advies van 3 november 2008 wijst het college erop dat de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 dient te worden aangepast naar aanleiding van het voorstel om de Belastingdienst/Toeslagen gegevens te laten verstrekken aan de GGD. Deze opmerking berust kennelijk op een misverstand. Bij de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen door de Belastingdienst/Toeslagen is niet de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van toepassing maar de Algemene wet bestuursrecht. Geheimhouding is geregeld in artikel 2:5 van die wet. Anders dan artikel 67 AWR, dat de geheimhouding in de fiscale sfeer regelt, omvat die bepaling geen ministeriële bevoegdheid om van de geheimhoudingsplicht af te wijken. Uitzonderingen moeten bij wettelijk voorschrift zijn geregeld. De voorgestelde aanpassing van de Wet kinderopvang strekt daartoe.

Een tweede opmerking van het college heeft betrekking op een tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de GGD te sluiten convenant over de gegevensuitwisseling. Dit moet, aldus het college, voldoen aan de eisendie de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) daaraan stelt. Vanzelfsprekend zullen bij het opstellen van een convenant alle relevante wettelijke voorschriften in acht worden genomen, waaronder die van de Wbp.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven