31 704
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009)

nr. 86
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2009

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 13 november jl. (Kamerstuk 31 205, nr. 72) over het btw-regime medische diensten is de invoering van de herijkingsmaatregel btw-vrijstelling opgeschort tot 1 juli 20091. Dit om ruimte te creëren voor een btw-vrijstelling voor CAM-artsen en andere aanbieders van dezelfde complementaire c.q. alternatieve behandelingen.

Bij afzonderlijke brieven d.d. 18 november 2008 en 7 januari 2009 (Kamerstukken 31 704, nrs. 68 en 78) is uw Kamer bericht dat door VWS, in samenwerking met Financiën, de mogelijkheden bezien zouden worden en dat overleg met diverse organisaties van beroepsbeoefenaren van alternatieve zorg gevoerd zou worden.

Met deze brief stel ik u, mede namens de minister van VWS, op de hoogte van de huidige stand van zaken betreffende de resultaten tot nu toe van het onderzoek.

De afgelopen maanden heeft er uitgebreid overleg plaatsgevonden met het complementaire/alternatieve werkveld.

Met een vertegenwoordiging van de zes verenigingen van CAM-artsen en van de KNMG is een gesprek gevoerd. Vervolgens zijn organisaties van beroepsbeoefenaren aangezocht die dezelfde (vakgroepen van) therapieën verlenen als de CAM-artsen. Gezien de grote hoeveelheid organisaties op het terrein van alternatieve geneeswijzen is gestreefd naar een representatief deel van organisaties per vakgroep van alternatieve geneeswijzen.

Daarnaast is nog met diverse andere beroepsorganisaties een overleg gevoerd, waaronder die van orthopedagogen (NVO) en psychologen (NIP). Tot slot heeft met de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) een onderhoud plaatsgevonden.

De door de verschillende organisaties aangeleverde gegevens zijn met elkaar vergeleken. Dit had in eerste instantie tot doel om te beoordelen of er tussen de CAM-artsen ten opzichte van de andere complementaire/alternatieve beroepsbeoefenaren een zodanig verschil in beroepskwalificaties bestaat dat gesproken kan worden van een – voor de patiënt – niet gelijkwaardig kwaliteitsniveau van de gezondheidkundige dienst.

In dat verband is ook bezien of er mogelijkheden zijn het kwaliteitsniveau van de zorg te garanderen aan de hand van kwaliteitseisen die worden gesteld aan het opleidingsniveau. In dat verband is overleg gevoerd met het Nederlands-Vlaams-Accreditatie-Orgaan (NVAO). In beginsel is dit orgaan in staat een oordeel te geven over het kwaliteitsniveau van de opleiding.

Uitgangspunt voor de vrijstelling is, zoals ook in voornoemd AO van 13 november jl. is aangegeven, dat de activiteit moet kunnen worden aangemerkt als gezondheidskundige verzorging van de mens. In dit AO is naar voren gekomen dat bij de aanwijzing voor het aanvullend kader op basis van gezondheidskundige argumenten een keuze voor beroepen zou moeten worden gemaakt. Dat spoort ook met in dat overleg genoemde beroepen van chiropractor, osteopaat en acupuncturist.

De uitkomst van het arrest Solleveld van het Hof van Justitie brengt mee dat als alle activiteiten, dus ook alle complementaire/alternatieve activiteiten, van de CAM-artsen worden vrijgesteld er telkens een vergelijking zal moeten worden gemaakt tussen de activiteiten van de CAM-artsen en dezelfde activiteiten van andere alternatieve beroepsbeoefenaren. Als sprake is van soortgelijke gezondheidskundige verzorging dan is de vrijstelling ook op de andere beroepsbeoefenaren van toepassing. Van soortgelijke gezondheidskundige verzorging is sprake indien de beroepskwalificaties van de betrokken zorgverlener hetzij identiek zijn, hetzij de verleende zorg van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau is.

Het arrest Solleveld afgezet tegen de hiervoor genoemde bevindingen lijkt tot de conclusie te leiden dat als alle gezondheidskundige diensten van de CAM-artsen worden vrijgesteld, dit eveneens zou moeten gelden voor de diensten van de overige alternatieve beroepsbeoefenaren, die beschikken over gelijkwaardige beroepskwalificaties.

Dit doorgetrokken, wijzen de eerste berekeningen in de richting van een substantieel bedrag aan gederfde BTW inkomsten. Gezien deze financiële consequenties beraam ik mij op de mogelijkheid van een aanscherping van het kader. Daarbij moeten de mogelijkheden die de Europese btw-regels bieden, waaronder het keuzerecht van de lidstaten, ook nogmaals worden bezien. Daarbij blijft onverkort gelden dat enkel algemene objectieve criteria daaraan ten grondslag kunnen liggen.

Daarbij zal ook naar de resultaten van het onderzoek naar criteria in andere lidstaten zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Duitsland worden betrokken. Aangezien dit onderzoek nog niet is afgerond zal de herrijkingsmaatregel btw-vrijstelling nogmaals met 6 maanden worden opgeschort tot 1 januari 2010. Tot dat tijdstip zal de bestaande situatie wat betreft de btw-behandeling van de complementaire/alternatieve medische diensten worden gehandhaafd.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Bij nota van wijziging, 31 704, 34.

Naar boven