31 704
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009)

nr. 81
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2009

Bij brief van vrijdag 13 februari 2009 (2009D06313) reageert Uw Kamer op mijn brief van 3 februari jl. over de toepassing van de alleenstaande-ouderkorting (Kamerstuk 31 704, nr. 80). U vraagt mij, of ik de mening van Uw Kamer deel dat hierdoor het recht van amendement onder druk komt te staan.

Zoals ik ook in mijn brief van 3 februari heb aangegeven, beoogt het kabinet op geen enkele wijze het recht van amendement van Uw Kamer aan te tasten en hebben beide Kamers der Staten-Generaal als medewetgever vanzelfsprekend het laatste woord bij het vaststellen van de definitieve wettekst. Ik ben van mening dat het recht van amendement ook bij de situatie waar in uw brief aan gerefereerd wordt, namelijk de aanvaarding van het amendement Sap, geenszins is geschonden. Het amendement is na aanvaarding in het gewijzigd voorstel van wet opgenomen dat als zodanig door de Eerste Kamer is aanvaard. Het amendement maakt daarmee met ingang van 1 januari 2009 onderdeel uit de belastingwetgeving en is geldend recht, zoals dat ook met ingang van die datum door de Belastingdienst in zijn volle omvang wordt uitgevoerd.

De beperkte mogelijkheden om wijzigingen die in een belastingplan worden aangebracht nog tijdig in de programmatuur van de Belastingdienst te verwerken hebben, zoals ik ook in mijn brief van 3 februari heb aangegeven, uitsluitend betrekking op de automatisch vanuit het vorige jaar gecontinueerde voorlopige aanslagen voor het volgende jaar. Sinds jaar en dag is het een gangbare praktijk bij de Belastingdienst dat voorlopige aanslagen in een zo vroeg mogelijk stadium aan de belastingplichtigen worden verzonden. Deze praktijk vindt zijn oorsprong in een toezegging aan de Tweede Kamer bij de parlementaire behandeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Met deze werkwijze is het nodig om een voorschot te nemen op de uitkomst van de afronding van de behandeling van een belastingplan door de Staten-Generaal. Dit gebeurt zo zorgvuldig mogelijk. Het gaat om een massale stroom beschikkingen (ca. 3 miljoen) die in verschillende zogenaamde «batches» wordt verzonden. Het betreft de veelal maandelijkse voorlopige teruggaven van inkomstenbelasting aan belastingplichtigen. De reden dat deze voorlopige aanslagen vóór het belastingjaar worden verstuurd is om ervoor te zorgen dat de burgers hun teruggaaf rond medio januari van het desbetreffende belastingjaar ontvangen. Hier zijn de burgers aan gewend geraakt sinds de invoering van de voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting. Ook hebben zij dan ruim de tijd om eventuele wijzigingen door te geven.

Ik merk hierbij nog op dat in de wet is bepaald dat bij voorlopige aanslagen wordt uitgegaan van het belastingbedrag zoals dat vermoedelijk bij de definitieve aanslag zal worden vastgesteld. Mocht de behandeling van het belastingplan tot een andere uitkomst leiden en een andere uitkomst van de voorlopige aanslagen, dan zal de Belastingdienst in het betreffende belastingjaar de voorlopige aanslagen hierop aanpassen. Zoals ook al eerder opgemerkt, zijn in de programmatuur voor de verwerking van nieuwe aanvragen en verzoeken om wijziging van voorlopige aanslagen de aanpassingen per 1 januari 2009 al wel verwerkt.

Uw Kamer heeft mij gevraagd naar mogelijkheden om wijzigingen die worden aangebracht tijdens de parlementaire behandeling van belastingwetgeving en die in werking treden op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar, toch nog tijdig te verwerken. Zoals ik ook al in mijn brief van 3 februari jl. heb opgemerkt, zijn de processen van de Belastingdienst juist zodanig ingericht dat de ongestoorde voortgang van voorlopige aanslagen per 1 januari 2009 is geborgd en dat aanpassingen medio het betreffende belastingjaar collectief kunnen worden verwerkt om de uiteindelijke definitieve aanslag zo goed mogelijk te benaderen. Indien de wijzigingen die worden aangebracht tijdens de parlementaire behandeling van belastingwetgeving ook in de automatisch vanuit het vorige jaar gecontinueerde voorlopige aanslagen voor het volgende jaar moeten worden verwerkt, kunnen deze voorlopige aanslagen niet meer, conform de hiervoor aangehaalde toezegging aan de Tweede Kamer, tijdig en wel voor het begin van het belastingjaar aan belastingplichtigen worden verzonden. Daarmee zou het verstrekken van de voorlopige teruggaaf per medio januari in gevaar komen.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven