nr. 73
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN TANG EN CRAMER TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 37
Ontvangen 25 november 2008
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel VI wordt voor onderdeel A een onderdeel
ingevoegd, luidende:
0A. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt vóór de punt
aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende: , daaronder begrepen aan werknemers
van wie het loon op jaarbasis meer bedraagt dan € 500 000 toegekende
rechten waarvan de waarde hoofdzakelijk direct of indirect wordt bepaald door
de waardeverandering van die aandelen of winstbewijzen.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter bepaling
van hetgeen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel j, wordt verstaan
onder werknemers en onder het loon op jaarbasis.
4. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het eerste lid,
onderdeel j, genoemde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door
een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te
vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van
de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan
te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding
is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
II
Na artikel XXVIIA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XXVIII
Artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 vindt geen toepassing met betrekking tot vóór 1 januari
2009 aan werknemers toegekende rechten waarvan de waarde hoofdzakelijk direct
of indirect wordt bepaald door de waardeverandering van de daar bedoelde aandelen
of winstbewijzen, en welke zijn uitgeoefend of vervreemd vóór
1 januari 2010.
Toelichting
Dit amendement dient ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 37.
Bij de behandeling van de Wet werken aan winst is geantwoord dat stock
appreciation rights (SAR’s) niet worden aangemerkt als met optierechten
gelijk te stellen rechten in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel
j, van de Wet Vpb.
Het amendement strekt ertoe dit ongedaan te maken ten aanzien van SAR’s,
die zijn toegekend aan werknemers met een loon van meer dan € 500 000.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat in dit verband onder loon
wordt verstaan; dat is het loon in de zin van de loonbelasting van het voorafgaande
jaar (dus met inbegrip van het SAR-loon van het voorafgaande jaar).
Voorts is overgangsrecht opgenomen. De aftrekbeperking geldt niet voor
SAR’s die zijn toegekend vóór 1 januari 2009 en waarbij
de heffing bij de werknemer als loon is afgerond vóór 1 januari
2010.
De budgettaire effecten van dit amendement zijn nihil.
Het amendement regelt dat stock appreciation rights (SAR’s) die
hoofdzakelijk zijn gekoppeld aan de waarde van beursgenoteerde aandelen of
winstbewijzen niet langer aftrekbaar zijn van de Vpb. Hiermee wordt de fiscale
behandeling van deze soort SAR’s gelijkgesteld aan die van optierechten.
Het sinds 2007 niet langer aftrekbaar zijn van optierechten kan nu niet meer
worden omzeild door middel van een SAR. Het gevolg is dat bonussen die leiden
tot het nemen van risico’s niet langer fiscaal worden aangemoedigd.
SAR’s worden veelal ingezet als bonusinstrument boven op het basisinkomen.
Met de afbakening van een jaarloon van 500 duizend euro wordt aangesloten
bij de Wet excessieve beloningsbestanddelen. Over een jaar moet worden bezien
wat de werking van het amendement in de praktijk is. Daarbij moet duidelijk
worden hoe een andere afbakening uitwerkt voor technostarters en gewone werknemers.
Tang
Cramer