31 704
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009)

nr. 69
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SAP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 45

Ontvangen 21 november 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A. In artikel 1.7a wordt «8.11, 8.14» vervangen door: 8.11.

II

Artikel I, onderdeel N, komt te luiden:

N. Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. de doorwerkbonus (artikel 8.12);.

2. Onderdeel d vervalt.

3. Onderdeel e komt te luiden:

e. de inkomensafhankelijke combinatiekorting (artikel 8.14a);.

III

Na artikel I, onderdeel O, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Oa. In artikel 8.9, eerste lid, wordt «combinatiekorting, aanvullende combinatiekorting» vervangen door: inkomensafhankelijke combinatiekorting.

IV

Artikel I, onderdeel S, komt te luiden:

S. Artikel 8.14 vervalt.

V

Na artikel I, onderdeel S, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Sa. Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Inkomensafhankelijke combinatiekorting.

2. Het eerste lid komt te luiden:

1. De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor de belastingplichtige indien:

a. hij met tegenwoordige arbeid meer dan € 4542 winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden heeft genoten of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek;

b. in het kalenderjaar ten minste zes maanden tot zijn huishouden een kind behoort dat:

1°. bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt en

2°. gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, en

c. hij in het kalenderjaar geen partner heeft, dan wel indien hij wel een partner heeft, hij in het kalenderjaar met tegenwoordige arbeid minder aan winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden heeft genoten dan zijn partner met tegenwoordige arbeid uit die bronnen heeft genoten.

Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke gevallen niet behoeft te worden voldaan aan het in onderdeel b, onder 2°, opgenomen vereiste.

3. In het tweede lid wordt «De aanvullende combinatiekorting» vervangen door: De inkomensafhankelijke combinatiekorting.

4. In het derde lid wordt «de aanvullende combinatiekorting» vervangen door: de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

5. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het tweede lid, onderdeel b, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

VI

In artikel I, onderdeel V, wordt «wordt verlaagd met € 840» vervangen door: wordt verlaagd met € 582.

VII

Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

Y. In artikel 10.1 wordt «3.129, 5.3» vervangen door «3.129, 3.133, 5.3». Voorts wordt «8.14, 8.14a» vervangen door: 8.14a.

VIII

Na artikel XXIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXIIIA

In artikel 31, tweede lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand wordt «de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting» vervangen door: de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Toelichting

De combinatiekorting wordt in het belastingplan verlaagd van 112 naar 44 euro en heeft daarmee nog maar beperkte materiële betekenis. Door dit amendement wordt de combinatiekorting (artikel 8.14 Wet IB 2001) afgeschaft. De inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting (artikel 8.14a Wet IB 2001) wordt daardoor hernoemd tot inkomensafhankelijke combinatiekorting. Door de combinatiekorting af te schaffen wordt het aantal heffingskortingen beperkt en wordt bijgedragen aan de vereenvoudiging van het belastingstelsel. De afschaffing leidt tot een beperkt koopkrachteffect voor tweeverdieners en alleenverdieners met kinderen van 12 jaar of jonger van 0% tot maximaal – ¼%.

De budgettaire opbrengst hiervan wordt ingezet voor een beperking van de in het wetsvoorstel opgenomen verlaging van de alleenstaande ouderkorting. De alleenstaande ouderkorting wordt door dit amendement met € 582 verlaagd in plaats van met € 840 zoals in het wetsvoorstel opgenomen. Hierdoor wordt het negatieve inkomenseffect van de verlaging van de alleenstaande ouderkorting beperkt. Dit is met name van belang voor alleenstaande ouders met kinderen tussen de 12 en 27 jaar en alleenstaande ouders met inkomen in verband met arbeid, omdat deze groepen geen beroep kunnen doen op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het gaat in 2009 in totaal om 190 000 van de 440 000 alleenstaande ouders. Door de in het belastingplan voorziene verlaging van de alleenstaande ouderkorting worden deze 190 000 alleenstaande ouders in 2009 geconfronteerd met een daling van hun koopkracht die varieert van – 1,5% voor alleenstaande ouders met een modaal inkomen en 2 kinderen tot – 4¼% voor alleenstaande ouders met een minimuminkomen en 1 kind. Door de verlaging te beperken tot € 582 wordt het koopkrachtverlies met circa 1%- tot 1,5%-punt beperkt.

Sap

Naar boven