nr. 54
AMENDEMENT VAN DE LEDEN OMTZIGT EN CRAMER
Ontvangen 19 november 2008
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel VII, onderdeel A, punt 2, komt te luiden:
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 10°
door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
11°. door een instelling die een onroerende zaak beheert en exploiteert,
en voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. de instelling beschikt over notarieel verleden statuten waaruit
blijkt dat de instelling zich ten doel stelt de onroerende zaak te beheren
en te exploiteren ten nutte van instellingen als hierna bedoeld in onderdeel
e;
b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling komen overeen met
de doelstelling;
c. de instelling is niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen
dan wel is daarvan vrijgesteld;
d. de werkzaamheden van de instelling worden nagenoeg geheel verricht
door natuurlijke personen om niet of naar een loon dat in belangrijke mate
lager is dan hetgeen in het economische verkeer gebruikelijk is;
e. de instellingen die de onroerende zaak gebruiken, beschikken over
notarieel verleden statuten waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke,
het algemeen nut beogende of een sociaal belang behartigende doelstelling
blijkt, dan wel, voor zover het gaat om verenigingen als bedoeld in artikel
26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die niet beschikken over notarieel
verleden statuten, over door die verenigingen verstrekte verklaringen waaruit
de charitatieve, culturele, wetenschappelijke, het algemeen nut beogende of
een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt;
f. de feitelijke werkzaamheden van de in onderdeel e bedoelde instellingen
komen overeen met de doelstelling;
g. de in onderdeel e bedoelde instellingen zijn niet aan de vennootschapsbelasting
onderworpen dan wel zijn daarvan vrijgesteld;
12°. door een bij ministeriële regeling aangewezen organisatie.
Toelichting
Dit amendement voorziet in de mogelijkheid dat de regering verenigingen
en organisaties aanwijst, die ook onder de vrijstelling voor de Successiewet
1956 vallen.
De bedoeling is dat zo mogelijk ook andere verenigingen met groot maatschappelijk
nut onder de vrijstelling gebracht worden. De indieners denken hierbij bijvoorbeeld
aan jeugdgroepen.
Omtzigt
Cramer