31 701
Trendnota Arbeidszaken Overheidspersoneel 2009

nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2009

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft uw Kamer met de brief van 24 juni 2009 (Tweede kamer 2008–2009, 31 701, nr. 21) geïnformeerd over het sturingsinstrument voor externe inhuur. Uw Kamer is daarbij toegezegd dat ministeries, die in 2008 meer aan externe inhuur hebben uitgegeven dan de gestelde norm van 13%, per brief uitleg geven over de hoogte van het percentage.

Over 2008 bedragen de inhuuruitgaven als percentage van de totale personele uitgaven van mijn ministerie 22%. Hieronder licht ik dit percentage toe.

De definitie, die ten grondslag ligt aan het sturingsinstrument voor externe inhuur, schrijft voor dat inhuur wordt bepaald door de uitgaven aan externe inhuur te relateren aan het totaal van de personele uitgaven en de uitkomst daarvan als percentage uit te drukken. De totale personele uitgaven zijn gedefinieerd als de som van de uitgaven voor ambtelijk personeel en de uitgaven voor extern ingehuurd personeel.

Op basis van deze definitie heeft mijn ministerie in 2008 een inhuurpercentage van 22% gerealiseerd. Abstraherend van de baten-lastendiensten SenterNovem en de EVD bedraagt het inhuurpercentage voor EZ 12,6%, hetgeen lager is dan de gestelde norm van 13%. SenterNovem en de EVD maken, naast de vaste ambtelijke bezetting, gebruik van in tijd, samenstelling en omvang wisselende inzet van externe inhuur (de zogenaamde flexibele schil). Hiermee kunnen de diensten het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aanpassen aan veranderingen in de omvang en samenstelling van opdrachten die zij uitvoeren voor EZ en andere ministeries en overheden.

Daarnaast is in 2008 het aantal en de omvang van de opdrachten zowel vanuit EZ als andere ministeries en overheden toegenomen om invulling te geven aan de pijlers van het beleidsprogramma van het Kabinet (zo is het uitgekeerde beleidsgeld bij SenterNovem toegenomen van € 1,3 mld in 2007 naar € 2,4 mld in 2008, onder meer ten gevolge van de SDE-regeling). Deze opdrachten komen bovenop de bestaande taken. Dit betekent dat ook meer capaciteit nodig is voor uitvoering ervan. Hierbij wordt gedeeltelijk, mede vanwege het tijdelijke karakter van de werkzaamheden en de taakstelling van de rijksdienst, een beroep gedaan op de flexibele schil van externe inhuurkrachten, met een hoger inhuurpercentage als gevolg.

Een belangrijk deel van de uitvoering bij SenterNovem en de EVD geschiedt in opdracht van partijen buiten EZ, te weten andere ministeries en derden (EU en andere overheden). In 2008 bestond de gezamenlijke omzet1 van SenterNovem en de EVD voor 57% uit bijdragen van opdrachtgevers binnen EZ, voor 23% uit bijdragen van opdrachtgevers binnen VROM, voor 16% uit bijdragen van andere ministeries en voor 3% uit bijdragen van derden (met name provincies en EU).

De behoefte aan flexibel beschikbaar en inzetbaar personeel en het gegeven dat uitvoeringsorganisaties van EZ in belangrijke mate werken voor de gehele rijksdienst, verklaart waarom de uitgaven van EZ voor externe inhuur relatief groot zijn. Onderstaande tabel illustreert dit.

Opdrachtgevers van SenterNovem en de EVDInzet van externe inhuur als % van totale inhuur 2008*
EZ57,1%
VROM23,4%
V&W6,7%
BuZa6,6%
LNV1,9%
Overige ministeries (VWS, BuZa, BZK, SZW, FIN)1,3%
Overige EU1,0%
Overige opdrachtgevers2,0%
Totaal100%

* Uitgaven aan externe inhuur naar rato van het aandeel van de opdrachtgevers in de totale gerealiseerde omzet in 2008.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Vergoeding aan baten-lastendiensten voor de kosten van uitvoering van opdrachten.

Naar boven