nr. 82
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2009
Hierbij ontvangt u het rapport «Analyse van de prestatieovereenkomsten
tussen gemeenten en woningcorporaties in 2008»1.
Samenwerking tussen gemeenten en woningcorporaties is van groot belang
voor het realiseren van de lokale en regionale woonopgave. Met het afsluiten
van prestatieovereenkomsten kan die samenwerking geïnstitutionaliseerd
en een eventueel vrijblijvend karakter worden verlaten.
Sinds 2003 wordt er een analyse van deze prestatieovereenkomsten uitgevoerd
teneinde de afspraken op gemeentelijk niveau te monitoren. Het onderzoek geeft
een landelijk overzicht van de verschillende soorten en aantallen prestatieovereenkomsten
die rechtskracht hebben voor 2008.
Prestatieovereenkomsten
Uit het onderzoek blijkt dat ongeveer 56% van de corporaties en
43% van de gemeenten beschikt over een prestatieovereenkomst die betrekking
heeft op 2008. Dat is een duidelijke toename ten opzichte van de 2006. In
totaal zijn in 2008 voor ruim 60% van de huurwoningvoorraad prestatieovereenkomsten
van toepassing, in 2006 was dat nog 56%.
Soorten afspraken en handhaafbaarheid van de afspraken
Net als in 2006 zijn relatief veel afspraken gemaakt over de onderwerpen,
kernvoorraad, nieuwbouwproductie, senioren, herstructurering algemeen, verkoopbeleid,
verdeling van kosten en grondbeleid.
De meer «harde» afspraken (handelingsafspraken, garantieafspraken
en transactieafspraken) zijn in verhouding tot 2006 gedaald met 8%.
Ook zijn de «zeer harde» afspraken licht gedaald van 10%
in 2006 naar 7% in 2008. Het aandeel kwantitatieve afspraken is in
2008 met bijna 30% nagenoeg gelijk gebleven. In het algemeen geldt
dat harde en kwantitatieve afspraken vooral worden teruggevonden op het terrein
van fysieke of financiële inspanningen. Het maken van afspraken met kwantitatieve streefcijfers op het terrein van leefbaarheid, duurzaamheid en bewonersbetrokkenheid
blijft daarbij, net als in eerdere jaren, duidelijk achter.
In hoeverre de afspraken door één van de partijen concreet
worden ingevuld is uit de afspraken zelf niet af te leiden. Daarom is gekeken
of er iets is afgesproken over de wijze waarop de afrekening plaatsvindt.
Dat is in 16% van de gevallen geregeld.
Nieuwbouw
In het Actieplan Woningproduktie van 22 november 2007 (TK 2007–2008,
31 200 XVIII) is toegezegd te zullen inventariseren waar lokale prestatieafspraken
over de daadwerkelijke bouw van woningen tot stand zijn gekomen. Het aantal
afspraken over nieuwbouw is steeds hoog geweest de afgelopen jaren en is in
2008 ruim 80%. Dit wijkt nauwelijks af van het percentage in de 20
regio’s waarmee het Rijk woningbouwafspraken heeft gemaakt, en van het
percentage in overig gebied. In de 20 regio’s worden niet veel meer,
maar wel concretere afspraken over de nieuwbouwproductie gemaakt.
Energiezuinig bouwen
In 36% van de overeenkomsten is een afspraak over energiezuinig
bouwen opgenomen. Daarnaast komen de afspraken over energiezuinig bouwen vaak
zijdelings aan de orde onder het thema duurzaam bouwen.
Krimp
Het fenomeen krimp is in steeds meer regio’s een beleidsmatig item.
In de prestatieovereenkomsten tussen gemeenten en corporaties wordt hieraan
niet of nauwelijks aandacht besteed. In slechts één overeenkomst
is daarover iets opgenomen.
Conclusie
Uit de analyse van de prestatieovereenkomsten komt duidelijk naar voren
dat er steeds meer prestatieafspraken worden gemaakt tussen gemeenten en corporaties.
Dat is een positieve ontwikkeling. Wel vind ik dat er meer concrete en afrekenbare
prestatieafspraken moeten worden gemaakt. Ik zal de sector en de gemeenten
aansporen om meer van dergelijke afspraken te maken.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan