nr. 54
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2009
Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezeggingen uit het wetgevingsoverleg
Jeugd en Gezin van 18 juni 2009 (Kamerstuk 31 924 XVII, nr. 9)
om:
• een reactie te geven op de motie die de heer Dibi in hetzelfde
overleg heeft ingediend (Kamerstuk 31 924 XVII, nr. 8) (en na mijn
toezegging om schriftelijk op de motie te reageren aangehouden);
• te reageren op het verzoek van de heer Dijsselbloem om de evaluatie
Deltaplan gezinsvoogdij te vervroegen.
Motie Dibi
In de (nog niet instemming gebrachte) motie Dibi wordt de regering gevraagd
afzonderlijk vast te stellen wat de effectiviteit van
de CJG’s is in het bereiken van ouders en kinderen en het bieden van
preventieve jeugdzorg.
Ik ben voornemens gevolg te geven aan het verzoek van de heer Dibi en
geef hieronder aan hoe ik dit zal doen.
Rapportage Brede Doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin
over alle gemeenten
Uiterlijk deze zomer ontvang ik van alle gemeenten de rapportage over
de voortgang van vorming van Centra voor Jeugd en Gezin in het jaar 2008.
Het betreft een beknopte lijst vragen om de administratieve lasten voor gemeenten
zo beperkt mogelijk te houden. De vragenlijst (die u begin dit jaar als bijlage
bij mijn brief van 12 februari 2009 met kenmerk 31 001-64 heeft
ontvangen) biedt voldoende aanknopingspunten om de CJG-vorming te kunnen volgen,
ook als het gaat om het bereik van ouders en kinderen en om het realiseren
van preventief aanbod.
In de vragenlijst vraag ik gemeenten onder meer of zij in 2008 extra licht
pedagogische hulp hebben gerealiseerd en of er voldoende aanbod is op de verschillende
functies van het CJG. Ook vraag ik naar het bereik, de wijze waarop het CJG
bereikbaar is en de specifieke groepen waarop de gemeente zich richt. Met
de informatie die ik op deze manier uit alle gemeenten ontvang, ben ik in
staat een vinger aan de pols te houden of met de Centra voor Jeugd en Gezin
de richting wordt ingeslagen die ik voor ogen heb. Ik zal u over de uitkomsten
informeren in een voortgangsrapportage die ik in het najaar uw Kamer zal doen
toekomen.
Traject Opvoeden in de buurt
In het kader van de bestuurlijke afspraken Opvoeden
in de buurt hebben de G7 gemeenten in de periode 2006–2008
extra middelen ontvangen. Met deze middelen is extra hulp aan (risico)gezinnen
met jonge kinderen geleverd.
Samen met de deelnemers aan Opvoeden in de buurt breng ik nu de kwantitatieve
en kwalitatieve opbrengst van deze extra hulp in beeld. Ik zal u de rapportage
over Opvoeden in de Buurt later dit jaar doen toekomen.
Verdiepend onderzoek in circa tien gemeenten
Zoals hiervoor aangegeven, rapporteren alle gemeenten in het kader van
de Brede Doeluitkering CJG deze zomer voor het eerst over de vorming van Centra
voor Jeugd in Gezin. Ik wil in circa tien gemeenten aanvullend onderzoek verrichten
om nader beeld te krijgen over de effectiviteit van de Centra voor Jeugd en
Gezin. Is het in deze gemeenten gelukt om te zorgen dat ouders en kinderen
daadwerkelijk beter preventief te ondersteunen bij opvoeden en opgroeien?
De resultaten komen onder meer beschikbaar voor andere gemeenten zodat gemeenten
van elkaar kunnen leren. Uiteraard zal ik de uitkomsten uw Kamer ook doen
toekomen. Omdat dit onderzoek nog opgezet moet worden heb ik thans niet in
beeld wanneer de resultaten kunnen worden gepresenteerd. Ik zal u in de voortgangsrapportage
die in het najaar beschikbaar komt berichten wanneer u deze informatie tegemoet
kunt zien.
Evaluatie Deltamethode
De heer Dijsselbloem heeft mij verzocht de evaluatie van de Deltamethode
eind 2009 aan de Kamer te zenden, zodat deze nog meegenomen kan worden in
de discussie over het stelsel en de toekomst van de jeugdzorg. Eerder heb
ik toegezegd de evaluatie Deltamethode in de zomer van 2010 aan uw Kamer te
sturen. Een versnelling naar eind 2009 is helaas niet mogelijk. Het evaluatieonderzoek
Deltamethode bevindt zich op dit moment nog in de opstartende fase. Omdat
de implementatie van de Deltamethode op 1 juli 2009 is afgerond, was
een eerdere start van het evaluatieonderzoek niet mogelijk. Ik zal mij er
wel voor inzetten om de periode die ligt tussen het aanbieden van het kabinetsstandpunt
over het stelsel jeugdzorg en de evaluatie van de Deltamethode zo kort mogelijk
te houden. Mijn inspanning is erop gericht u mei 2010 het evaluatieonderzoek
Deltamethode te doen toekomen. Uw Kamer bepaalt vervolgens zelf op welk moment
wij het debat over het stelsel en de toekomst van de jeugdzorg gaan voeren.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet