nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2008
Op 30 maart 2007 (Kamerstuk 30 800 XIV, nr. 86) heb ik u het
rapport van de Animal Sciences Group (ASG) over mogelijke toekomstige alternatieven
voor het doden van eendagskuikens toegezonden. Ik heb hierbij aangegeven dat
ik eerst een aantal maatschappelijk relevante ethische vragen beantwoord wilde
zien, voordat ik mijn standpunt inzake de aangeboden alternatieven aan u kenbaar
kon maken.
Inmiddels heeft de WUR/ASG in samenwerking met het Rathenau Instituut
en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) dit onderzoek door middel van een
enquête uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek met de bijbehorende
informatieve video bied ik u hierbij aan1, waarbij
ik ook aangeef welke onderzoeksrichting ik verder wil laten uitzoeken. Daarnaast
vind ik het van belang dat er over dit onderwerp een maatschappelijke dialoog
gaat plaatsvinden.
Indien u daar prijs op stelt, is de projectleidster mevrouw dr. ir. F.
Leenstra van de ASG, bereid u een korte presentatie te geven van het onderzoek
en de uitkomsten.
De enquête
Teneinde inzicht te krijgen in hoeverre de benoemde alternatieven voor
de burger moreel aanvaardbaar zijn, heeft de ASG in samenwerking met het Rathenau
instituut en LEI een focusgroep- en publieksenquête opgesteld en uitgevoerd.
De opties «combinatiekip», waarbij de haantjes voor vlees en de
hennen voor de eieren gebruikt kunnen worden, en «huidige dodingsmethode»
zijn als extra mogelijkheden toegevoegd. De resultaten van de enquête
zijn vervolgens doorgesproken met een expertgroep van ethici. Beide enquêtes
werden voorafgegaan door een kort informatief filmpje waarin de materie nader
belicht werd.
Beoordeling alternatieven
Het onderwerp als geheel en de voorgestelde alternatieven in het bijzonder,
zijn complex. De beschikbare informatie was voor de ondervraagden onvoldoende
om een goed inzicht te kunnen krijgen in de totale materie. De resultaten
van de enquête moeten dan ook gezien worden als voorkeuren die tot stand
zijn gekomen op basis van beperkte informatie.
Uit de antwoorden is op te maken dat met name de ethische waarden «diervriendelijkheid»
en «natuurlijkheid» en de praktische waarden «technisch
en economische haalbaarheid» en ’kosten’ de boventoon hebben
gevoerd.
Op grond hiervan komen de volgende methoden als alternatief in aanmerking:
1. Van de methoden zonder genetische modificatie:
a. Het uitselecteren van mannelijke eieren door het kijken in het vers
gelegde ei. Het uitselecteren van mannelijke eieren door het kijken in het
ei tijdens het vroeg embryonale of laat embryonale stadium scoren beduidend
lager.
b. Het beïnvloeden van de geslachtsvorming door aanpassing van de
omgevingsfactoren van de kip. Hierbij is het wel van belang dat nog nader
bekeken moet worden of de aanpassing geen aantasting betekent van het welzijn
van de kip, waardoor aan het criterium van diervriendelijkheid niet meer voldaan
wordt.
2. Van de methoden met genetische modificatie komt in feite alleen de
herkenning op geslacht (met het fluorescerende eiwit) in aanmerking. Hierbij
moet de kanttekening gemaakt worden dat deze methode maatschappelijk lager
scoort dan de methoden zonder genetische modificatie.
De toegevoegde optie combinatiekip scoorde ook hoog maar is, gelet op
de huidige specialisatie van de leg- of vleeskip, te duur. Deze optie is mogelijk
haalbaar voor een nichemarkt, maar kan niet gezien worden als een structurele
oplossing voor het massaal doden van de eendagshaantjes. Deze optie vervalt
daarmee als mogelijk alternatief.
De optie «huidige dodingsmethode accepteren» werd als een
reële optie beschouwd. Deze werd gezien als een noodzakelijk kwaad.
Standpunt onderzoeksrichting
Alvorens een definitieve onderzoeksrichting in te slaan, zullen de bovenvermelde
alternatieven eerst nog beoordeeld moeten worden op de criteria technisch
haalbaar, kosten en diervriendelijkheid. Deze beoordeling kan op vrij korte
termijn (half tot 1 jaar) plaatsvinden.
Maatschappelijke dialoog
De maatschappelijke dialoog over eendagskuikens zou gestart kunnen worden
zodra de alternatieven zo ver zijn uitgewerkt dat de voor- en nadelen van
de haalbare alternatieven voldoende duidelijk zijn. Voordat de dialoog start,
moet echter gezorgd worden dat het kennisniveau van de deelnemers aan de dialoog
op peil wordt gebracht. Pas dan kan een zinvolle dialoog gevoerd worden.
Het onderwerp doden van eendagskuikens draagt veel van de ethische, esthetische
en praktische elementen in zich die aan de orde zijn bij de omgang
met dieren en die het onderwerp kunnen zijn van een maatschappelijke discussie.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg