nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2008
Op 11 september jongstleden (08-LNV-108) ontving ik van u, namens
de vaste commissie voor LNV, het verzoek om een reactie op het onlangs verschenen
rapport «Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen» (Van der
Grift et al., Alterra-rapport 1725). Hierbij geef ik u mijn reactie op dit
rapport, mede namens de staatssecretaris van Defensie.
Achtergrond: SMT-2 en evaluatie
De planologische kernbeslissing Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
(SMT-2) uit 2005 wijst de ligging van de laagvlieggebieden en -routes voor
militaire luchtvaart in Nederland aan. Het SMT-2 kondigt daarnaast een evaluatie
aan van het gebruik van deze laagvlieggebieden en -routes. Deze evaluatie
heeft betrekking op zowel overlastaspecten van laagvliegen als effecten op
natuurwaarden van laagvliegen. Op basis van de uitkomsten van deze evaluatie
zal bezien worden of het wenselijk en mogelijk is om laagvlieggebieden en
-routes anders te situeren of anders te gebruiken.
Literatuuronderzoek naar effecten op natuurwaarden
De evaluatie vormde voor mij, als mede-ondertekenaar van het SMT-2, een
aanleiding om literatuuronderzoek te laten verrichten naar de mogelijke verstoring
van fauna in beschermde natuurgebieden. Dit onderzoek is uitgezet en begeleid
in samenspraak met het ministerie van Defensie. Resultaat van het onderzoek
is het hierboven genoemde rapport. Het rapport geeft een overzicht van de
beschikbare wetenschappelijke kennis over effecten van laagvliegen op fauna.
Het gaat daarbij om beschermde soorten in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
en/of in Natura 2000-gebieden.
Het rapport trekt conclusies over de effectkans van laagvliegen in de
verschillende laagvlieggebieden en op de verschillende laagvliegroutes. Concreet onderscheidt het rapport laagvlieggebieden en -routes met
een grote, matige en kleine effectkans. Het doet enkele algemene aanbevelingen
om met deze effectkans om te gaan:
«Op basis van het onderzoek zijn er drie algemene
aanbevelingen te formuleren:
(1) heroverweeg het gebruik als laagvlieggebied voor
gebieden die relatief klein zijn, maar waarvoor wel een hoge effectkans voor
verstoring van gevoelige natuurwaarden geldt;
(2) onderzoek de mogelijkheid om de begrenzingen van het laagvlieggebied
of de laagvliegroute aan te passen waardoor natuurkernen met gevoelige natuurwaarden
net buiten in plaats van binnen het gebied/de route vallen;
(3) onderzoek of het mogelijk is om ruimtelijke en/of temporele restricties
aan de laagvliegactiviteiten te stellen, waarbij kwetsbare plekken en perioden
zoveel mogelijk worden gemeden.»
De door Alterra verrichte studie geeft overigens slechts inzicht in de mogelijkheid van het optreden van verstorende effecten
op natuurwaarden in absolute zin, zonder deze effecten te relateren aan instandhoudingsdoelstellingen
voor specifieke Natura 2000-gebieden, plaatselijke omstandigheden als milieu-
en watercondities of mogelijkheden om (anders dan met betrekking tot het vliegen
zelf) mitigerende maatregelen te treffen. Het nu voorliggende rapport geeft
dan ook geen inzicht in de noodzaak om de maatregelen
die het voorstelt ook daadwerkelijk te treffen.
Aanbevelingen en maatregelen
Ik stel de praktische insteek van het rapport op prijs en neem de aanbevelingen
die het doet serieus. Het is in dit stadium echter nog niet mogelijk om te
besluiten over het al of niet overnemen van de aanbevelingen en maatregelen.
Zoals het rapport zelf namelijk al aangeeft (in hoofdstuk 11):
«Het betreft «mono-disciplinaire»
aanbevelingen, alleen gebaseerd op ecologische inzichten die dit onderzoek
heeft opgeleverd. Andere aspecten, zoals geluidhinder voor mensen, verstoring
van landbouwhuisdieren of militaire belangen, zijn niet betrokken.
Na integratie van alle aspecten kan daarom een ander «eindplaatje»
ontstaan.»
In de uiteindelijke evaluatie zullen op basis van een afweging van alle
betrokken belangen keuzes gemaakt moeten worden met betrekking tot de ligging
en het gebruik van de laagvlieggebieden. De aanbevelingen van het voorliggende
rapport zullen hierbij een rol spelen.
Vervolg
De staatssecretaris van Defensie hoopt de Kamer begin volgend jaar te
kunnen berichten over de voortgang van de evaluatie en de beoogde tijdsplanning
om tot afronding hiervan te komen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg