31 700 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2009

nr. 193
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2009

Op uw verzoek bied ik u het rapport aan van ICES (International Council for the Exploration of the Sea) betreffende de beoordeling van het aanvankelijk ingediende Nederlandse Aalbeheerplan.1 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, en maakt onderdeel uit van een beoordeling van alle aalbeheerplannen van de Europese lidstaten. Bovendien betreft dit een tussentijds advies over het aalbeheerplan dat ik 3 april 2009 naar de Europese Commissie heb verzonden. Op mijn aandringen en na intensief overleg met de Europese Commissie is het rapport toch door de Europese Commissie vrijgegeven. Tevens bied ik u aan de samenvatting van het rapport van de EIFAC/ICES aalwerkgroep.1 Deze werkgroep rapporteert jaarlijks over de stand van de aal. Bij de beoordeling van het Nederlandse plan baseert ICES zich mede op deze eerdere rapporten. Het volledige rapport is te vinden op: http://www.ices.dk/reports/ACOM/2008/WGEEL/wgeel_2008_final.pdf.

De meest cruciale afwegingsfactoren van ICES betreffen de schatting van de hoeveelheid schieraal die zou kunnen uittrekken bij een situatie zonder menselijke invloed, en de kwantificering van het effect van de maatregelen. ICES is het niet eens met de door Nederland op basis van het advies van de commissie Eijsackers naar beneden bijgestelde uittrekdoelstelling. Het door Eijsackers c.s. aangevoerde effect van dichtheidsafhankelijkheid en voedselbeschikbaarheid wordt door ICES geringer ingeschat. Dit is van belang omdat het maatregelenpakket is gebaseerd op de uittrekdoelstelling. Door een te lage uittrekdoelstelling als uitgangspunt te nemen resulteren de maatregelen in een onvoldoende effect.

Vervolgens concludeert ICES (onder 7a) dat een vermindering van de aalsterfte tot het niveau waarop de visserij-inspanning wordt teruggebracht tot minder dan 15% van de huidige visserij-inspanning, noodzakelijk is om op de korte en middellange termijn de teruggang van de aalstand te stoppen. Het aanvankelijk door Nederland ingediende aalbeheerplan voldoet niet aan deze doelstelling. Nederland is hierover afhankelijk van de effectiviteit van de maatregelen van andere EU-lidstaten om de doelstelling om de teruggang van de aalstand te stoppen te realiseren.

Als alternatief zou overwogen kunnen worden om een zeer grote hoeveelheid glasaal uit te zetten. ICES geeft aan dat hiervoor een vangst van 80–130 ton glasaal noodzakelijk is. Los van de kosten (glasaalprijzen variëren van € 500–1000 per kilo), is het ook onmogelijk om deze hoeveelheid glasaal aan te kopen. De totale glasaalvangst in Europa bedroeg de afgelopen jaren ongeveer 100 ton per jaar, en de meest recente gegevens van ICES laten een verdere teruggang met 40 tot 50% zien.

Omdat de huidige intrek van glasaal zich op een historisch laag niveau bevindt en de daling van de stand van de aal onverminderd doorzet, zal het herstel veel tijd vragen. Daarom adviseert de EIFAC/ICES aalwerkgroep reeds jaren om de externe mortaliteitsfactoren, zoals de visserij, zoveel mogelijk naar nul te reduceren. Op basis van dit advies van ICES heeft de Europese Commissie geoordeeld dat het aanvankelijk ingediende Aalbeheerplan niet te kunnen goedkeuren en dat aanvullende maatregelen, zoals sluiting van de aalvisserij gedurende een vastgestelde periode, noodzakelijk is.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven