31 700 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2009

nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2009

Graag informeer ik u over Natura 2000 in het Waddengebied. Op 25 februari 2009 zal ik de zeven gebieden van de Waddentranche, behorend bij de belangrijkste Nederlandse natuurgebieden in internationaal perspectief, definitief aanwijzen als Natura 2000-gebieden.

Aanwijzingsbesluiten Waddenzee

Met de publicatie van deze definitieve aanwijzingsbesluiten zet ik een volgende stap in mijn ambitie om een duurzame balans te realiseren tussen economie en ecologie in het Waddengebied. Het Waddengebied is een bijzonder gebied door zijn rijkdom aan biodiversiteit, zijn dynamiek en zijn bijzondere waarde voor mensen die er wonen, werken en recreëren. Natuur en andere gebruiksfuncties moeten hand in hand kunnen gaan.

Op 21 mei 2007 zijn 7 ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor het Waddengebied gepubliceerd. Het betreft de Natura 2000-gebieden: Waddenzee, Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone.

Deze ontwerp-aanwijzingsbesluiten hebben in de periode van 23 mei 2007 tot en met 3 juli 2007 ter inzage gelegen. Er zijn ongeveer 550 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hadden voornamelijk betrekking op de van toepassing zijnde natuurwaarden en doelen, de voorgestelde begrenzing van de gebieden en op de mogelijke gevolgen van Natura 2000 voor burgers en bedrijfsleven. Aan de hand van deze zienswijzen, heb ik besloten in de aanwijzingsbesluiten enkele doelen te schrappen of toe te voegen, op enkele plekken de begrenzing aan te passen en een aantal technische verbeteringen door te voeren. De meest recente wetenschappelijke kennis is gebruikt om de besluiten ecologisch te onderbouwen.

Correctie landelijke doelstelling

Bij de aanbieding van het Natura 2000-doelendocument aan uw Kamer (Kamerstukken 2005–2006, 30 300 XIV, nr. 94) zijn de momenten genoemd waarop landelijke instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 kunnen worden herijkt, als daar op basis van voortschrijdend ecologisch inzicht aanleiding toe zou zijn. De definitieve aanwijzing van gebieden is één van die momenten.

Bij de aanwijzing van de gebieden van de Waddentranche is, mede naar aanleiding van zienswijzen, goed gekeken naar de ecologische haalbaarheid van landelijke instandhoudingdoelstellingen. De landelijke doelniveaus bij enkele broedvogeldoelen bleken gebaseerd op verouderde ecologische inzichten. Op basis van nieuwe ecologische inzichten heb ik besloten tot het herijken van doelniveaus van broedparen voor de grote stern, de dwergstern, de velduil, de blauwe kiekendief, de tapuit, en het paapje. Daarnaast is de doelstelling voor het leefgebied van de bontbekplevier (broedvogel) en de eidereend (niet-broedvogel) aangepast. Deze sluit nu beter aan bij de huidige staat van instandhouding. De doelaantallen van de noordse stern en de kleine mantelmeeuw zijn gecorrigeerd met nieuwe beoordeling van bestaande gegevens.

De instandhoudingsdoelstellingen in de aanwijzingsbesluiten van gebieden zijn gebaseerd op een inschatting van de bijdrage die een bepaald gebied kan leveren aan het realiseren van de landelijke doelstelling. De landelijke doelen zijn nu in overeenstemming gebracht met haalbare ecologische doelen op gebiedsniveau.

Het gaat hier niet om een bijstelling van de ambitie voor Natura 2000, maar om correcties als gevolg van voortschrijdend inzicht over de ecologische haalbaarheid van doelen. Het is het resultaat van een zorgvuldig proces van verwerking en beoordeling van zienswijzen. Ook bij de volgende tranches van definitieve aanwijzingsbesluiten neem ik deze zorgvuldigheid in acht.

Ik heb SOVON, een onafhankelijke organisatie voor vogelonderzoek, verzocht om een second opinion te geven door een aantal aangepaste landelijke doelen en gebiedsdoelen te beschouwen. De aanpassing van de aantallen in doelniveau voor broedvogels in de landelijke doelen, wordt door SOVON onderschreven. Deze nieuwe doelniveaus voor broedvogels worden ook verwerkt in definitieve aanwijzingsbesluiten voor andere Natura 2000-gebieden.

Ten slotte

Ik stel vast dat op dit moment door velen hard wordt gewerkt aan de implementatie van Natura 2000. Het is geen traject van «gebaande paden». Werkendeweg stuiten we op lastige problemen. Ik zie het als een gezamenlijke opgave om de implementatie goed te laten verlopen.

Ik zal van mijn kant, binnen de mogelijkheden die ik heb, het maximale doen om dat goede verloop te bevorderen.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven