nr. 115
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2008
Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop ik het Nederlandse
aalbeheerplan verder zal behandelen.
Tijdens het wetgevingsoverleg visserij van 24 november 2009 heb ik
uw Kamer toegezegd dat ik bereid ben om een «derde opinie» te
vragen ten aanzien van het Nederlandse streefbeeld voor schieraaluittrek.
Dit streefbeeld is door IMARES en het bureau VIVION reeds eerder berekend,
en wordt door beide instanties geschat op circa 4000 ton schieraal op jaarbasis.
Ik ben voornemens een onafhankelijke deskundigen commissie in te stellen die
bovengenoemde rapportages zal beoordelen.
De volgende personen maken deel uit van deze commissie: als voorzitter;
prof. dr. Herman Eijsackers (Wageningen UR, directeur Wetenschappelijk adviesraad
en bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam), als deskundigen
dr. ir. Leo Nagelkerke (Assistent professor van de leerstoelgroep Aquacultuur
en Visserij, WUR), drs. Marcel Klinge (verbonden aan het advies- en ingenieursbureau
Witteveen+Bos) en prof. dr. Jaap van der Meer (ecoloog aan het NIOZ en bijzonder
hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam). Genoemde personen zijn
benaderd vanwege hun specifieke deskundigheid op visserijgebied, ecologie
en populatiedynamica.
De commissie zal in januari 2009 de partijen horen die het huidige streefbeeld
hebben, evenals de partijen die hier een andere visie op hebben. Vanzelfsprekend
is het aan de commissie om ook andere experts op dit gebied te consulteren.
Mede op basis hiervan stelt zij een advies op wat vervolgens met de betrokken
partijen, waaronder het Productschap Vis, het Interdepartementaal Overleg
Visserij (IDOV) en de leden van de aalklankbordgroep wordt besproken. Daarna
zal de commissie mij haar definitieve advies uitbrengen. Zodra ik dit advies
heb ontvangen, zal ik u informeren over mijn standpunt.
Ik zal het huidige aalbeheerplan voor 31–12–2008 aan de Europese
Commissie voorleggen. In de begeleidende brief zal ik aangeven dat er nog nader onderzoek naar het streefbeeld loopt, en dat de uitkomsten
van dit onderzoek mogelijk aanleiding kunnen geven maatregelen als opgenomen
in het aalbeheerplan bij te stellen.
Indien bijstelling aan de orde is, zal ik dit voor 1 april 2009 aan
de Europese Commissie ter goedkeuring voorleggen. Met deze werkwijze geef
ik invulling aan mijn toezeggingen aan uw Kamer, zoals ook verwoord in de
motie 31 700 XIV nr. 22, van de heer Koppejan en anderen.
In het debat met uw Kamer is ook uitgebreid stilgestaan bij de wenselijkheid
van een decentraal aalbeheer. Voor de volledigheid bevestig ik dat wat dit
onderdeel betreft de mogelijkheid bestaat voor een uitzondering op het generieke
visverbod in de periode september en oktober indien er alternatieve maatregelen
genomen kunnen worden binnen VBC-kaders. Dergelijke alternatieve plannen moeten
in een vergelijkbaar effect resulteren en handhaafbaar zijn, en moeten voor
1 juli 2009 bij LNV liggen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg